donderdag 20 maart 2008

Pirates of the Caribbean

Costa Rica, 29/1/2008, 4687 km afgelegd
Taal: Spaans en Engels
Munteenheid: Colones
Inwoners: 4,1 miljoen
Oppervlakte: 51 100 km²

Costa Rica binnenrijden vanuit Nicaragua; het ene moment sta je in het armste land van Centraal-Amerika (zelfs 1 van de armste landen ter wereld) en hop een paar stempels extra in je paspoort en je staat in het rijkste. Grenzen stellen normaal niet veel meer voor dan een strakke lijn die getrokken wordt over de eerder ‘floue’ overgang die het overvloeien van het ene in het andere land karakteriseert. Hier is die lijn echter wel degelijk een duidelijke grens. Normaal word je aan de grensovergangen overvallen door zwermen locals die je op hun kar willen krijgen (dat weten jullie ook wel uit vorige edities) en ook al is dit soms heel irritant ondervonden we dat het totaal ontbreken van die zwerm misschien nog veel irritanter is. Géén chickenbussen, géén mini-busjes, géén opdringerige mannen die zonder vragen je rugzak al op hun bus leggen,… ZOEK HET ZELF MAAR UIT…hmmm tja een leeg loket waar we verondersteld werden een ticketje te kopen al gaf iedereen ons tegensprekende informatie. We zagen in de verte echter een vertrouwde chickenbus staan en dachten dus ons goedkoop en simpel vervoer gevonden te hebben, MIS POES! We moesten wachten tot de bus vol zat en daar ze achteraf gezien blijkbaar evenveel vroegen als de normale bussen, duurde dat heeeeel lang. Het was ondertussen echter pijpenstelen beginnen regenen we hadden weinig zin om onze zakken die we eindelijk van onze pijnlijke ruggen hadden kunnen gooien terug aan te gespen om vervolgens uitgeregend te worden. Wachten was dus de boodschap, geduld is een mooie deugd…en onmisbaar als je voor een jaar rondreist in laat ons zeggen ‘siesta-lievende’ landen. Uiteindelijk vertrok de bus naar Liberia waar we vervolgens een ticketje naar Tamarindo kochten aan een loket uitgerust met ultramoderne computers met touchscreen en daarna braaf één voor één in een mooie rij op de bus mochten stappen. Wat een wereld van verschil met de improvisoire ticketjes van Nicaragua en het duwen en trekken voor een plaatsje. Ook op de weg een duidelijk verschil: geen afvalbermen langs de weg de leuze van Costa Rica is niet voor niets ‘Costa Rica, Pura Vida’. Onze bestemming voor die grensoverschrijdende dag was Tamarindo, een stadje aan de Pacific Coast, populair bij surfers en zoals we bij aankomst meteen ondervonden…AMERICANOS! De naam ‘Tamagringo’ zou het stadje niet misstaan. Eigenlijk bestaat het dorpje gewoon uit een winkelstraat volgepropt met chique boutiques en surfverhuurshops allemaal zonder uitzondering uitgebaat door buitenlanders (zelfs Belgen!). We vonden het niet meteen hartverwarmend, maar het stadje groeide wel op ons, of de omringende stranden dan toch tenminste. Birgers hoofdwond was inmiddels tot litteken gereduceerd, dus we beproefden ons geluk nog maar eens en huurden een surfboard bij een landgenoot. In Nicaragua was er na het bloederige voorval niet veel meer van surfen in huis gekomen. De golven waren hier veel minder hoog en Birger was in het begin erg teleurgesteld ‘Alééééé da zijn hier kei kleine golven!’. De praktijk leerde echter dat deze kleine golfkes perfect waren voor ons beginners. Toen we het surfboard de volgende dag inleverden, vond Meneer Birger het een goed plan van naar een zeer populair surfstrand, ‘Little Hawai’ genoemd, te wandelen. Hij had op een kaartje gezien dat hat niet zo ver was, dus ik stemde in. Toen we na ettelijke uren uitgedorst en roodverbrand (desondanks verwoedde insmeerbeurten) nog altijd niet aangekomen waren aan het voor mij toen al vervloekte strand werd duidelijk dat ze op het (zelfgetekende!!!) plannetje met de verhoudingen gesjoemeld hadden om alles op het bord te krijgen (GROMPFFFFF!). Na een verfrissende plons en een al even verfrissend pintje zag het strand er inderdaad wel heel mooi uit en de mascotte van het strand, LOLA een negenjarige GIGANTISCHE zeug, werkte op de lachspieren toen ze ongegeneerd een ‘plaske’ (lees overstromingsgevaar) kwam doen op een paar meter van onze handdoek (zie foto), Spider Pig, Spider Pig!!!! We hielden het een paar dagen uit in Tamarindo en maakten de dure overnachtingen in het goedkoopste hostal dat we konden vinden goed door elke avond zelf te koken.


Tortuguero, een stadje in één van de nationale parken van Costa RIca bekend voor de zeeschildpadden die hier op het strand hun eieren komen leggen, stond niet op het programma van ons bezoek (mijn ouders) die een week later zouden arriveren. Omdat dit wel op ONS ‘to do’ lijstje in Costa Rica stond, namen we na enkele dagen Tamarindo de bus richting San José om vandaaruit een excursie te kunnen doen naar dit schildpaddenparadijs. Zeven uur bus later zetten we voet aan grond in San José. Een wandeling bracht meteen aan het licht dat deze stad ondanks de titel ‘Capital de Costa Rica’ geen charmes te bieden heeft. We wandelden naar het ‘aangenaamste park’ (volgens de Lonely Planet) van de stad en daarmee was meteen de toon gezet daar dit het zieligste parkske was dat ik ooit al gezien heb. We genoten dus maar van de faciliteiten van ons hostal (restaurant, bar en disco op het dak met zicht op de stad, gratis onbeperkt internet en een zwembad) tot we twee dagen later naar Tortuguero vertrokken. Toen we de bewuste ochtend om zes uur klaar stonden om door de bus opgepikt te worden, moesten we wel even onze lach inhouden. Het busje (een luxe-exemplaar met grote, hoge ramen en een uitstekend werkende airconditioning à dit zijn we NIET gewoon) zat vol met gepensioneerde Canadezen en Amerikanen uitgerust met fotocamera’s, verrekijkers, de typische toeristenvissershoedjes, t-shirts met het opschriften à la ‘Costa Rica, Pura Vida!’ en LAST BUT NOT LEAST sandalen met witte sokken…OH JAWEL! Halverwege begon één van die Amerikanen al ‘van zijnen tak te maken’ (om het op zijn Antwerps te zeggen). De gids vroeg of we geïnteresseerd waren in een bezoek aan een botanische tuin op de weg en hij antwoordde botweg naast haar vraag ‘ik wil de bananenplantage bezoeken!’. Toen bleek dat we de plantage zelf niet konden bezoeken vanwege de veiligheid (er vliegen constant vliegtuigen over die de plantages besproeien met pesticiden), maar er wel zouden stoppen, vloog hij uit dat hij de tour ENKEL en ALLEEN geboekt had voor het bezoek aan de bananenplantage van Chiquita die ze hem beloofd hadden!!! Toen hij uiteindelijk stopte met razen, heerste er een pijnlijke stilte in de bus. De gidse die vooraf gedetermineerd bleek te zijn om tof en grappig gevonden te worden (fooi, fooi en nog eens fooi) was ineens opvallend stil (daar ging de fooi). Na een uurtje stopten we inderdaad bij de plantage en kregen we een korte rondleiding, maar mochten we gewoon niet te diep in de aanplantingen wandelen. Blijkbaar was de Yankee toch tevreden en bood zelfs zijn excuses aan de gidse aan, die meteen haar queeste naar fooi hervatte door het maken van flauwe grapjes en het stellen van nogal schoolreis-achtige vragen, Brrrrrrr. We reden na deze stop langs kilometers en kilometers bananenplantage (nu weten we waar onze chiquitas vandaan komen) en kwamen uiteindelijk aan bij het haventje vanwaar een bootje ons naar Tortuguero zou brengen. Het dorp ligt op een landengte tussen de Caribische Zee en één van de vele natuurlijke kanalen die het natuurreservaat rijk is, is omsloten door natuurreservaat en bijgevolg enkel per boot bereikbaar. Dit zorgt voor grappige taferelen zoals bevoorradingsboten die volgeladen met WC-rollen door de jungle varen. We werden verdeeld over verschillende hotels naargelang de prijs die we betaald hadden (wij het allergoedkoopste en bijgevolg als enigen in onze categorie met het enige andere niet-gepensioneerde koppel). Het werd een eenvoudige maar gezellige guest house waar een typische Caribische sfeer hing. De dochtertjes van de eigenaars hadden een niet zo aangename (nogal pijnlijke) interesse in mijn haar (zie foto). We bleven hier twee nachten en deden een aantal excursies in het natuurgebied (te voet en per boot) en zagen heel veel wildlife, van Jezus Christ Lizards (die kunnen over het water lopen, vandaar hun naam) tot luiaards, pijlgifkikkers, blauwe krabben, ‘army-ants’, leguanen, apen, tarantullas (!!!!), schildpadden (al was het geen broedseizoen en zagen we dus geen schildpadden eieren leggen op het strand), kaaimannen, toekans en ontelbaar veel verschillende watervogels. Krokodillen kregen we niet te zien, maar dat zou een paar dagen laten griezelig goed goedgemaakt worden. Toen we na een eerste uitstap een ‘zwemmetje’ gingen doen in de Zee (die overigens heel wild was) werden we uit het water geroepen door een local die ons waarschuwde voor verraderlijke stromingen en voor het feit dat er ‘BULLSHARKS’ zaten (SLIK!). Had ik mij eindelijk een beetje over mijn ietsiepietsie overdreven angst voor haaien gezet (al ken ik ergere gevallen :o) ) en dan noemen ze mij bijna roekeloos omdat ik tot iets boven mijn middel in de Zee ga (Birger zat wel wat dieper), ASJEMENOU! Tortuguero is omgeven dus door water, maar langs de ene kant loeren de krokodillen en langs de andere kant de haaien, veel aan zwemmen wordt er hier in deze ‘water world’ ironisch genoeg dus niet gedaan. Na een toffe driedaagse terug boot en bus richting San José waar om drie uur mijn ouders zouden landen.




De taxi bracht ons van ons hostal (waar we onze bagage hadden achtergelaten) naar het eerste hotel in maanden. We werden door mijn witte ouders bewonderd voor ons bruin vel (héhéhé) en genoten van een gezellig maar kort eerste avondmaal omdat ze heel moe waren van de lange vlucht. De volgende ochtend onze blinkende 4x4 opgepikt die de komende twee weken wel degelijk van pas zou komen (tot grote vreugde van een stralende papa :o) . Voor een keer moesten we eens niet zelf uitzoeken waar we naartoe zouden trekken, er was goed over nagedacht en veel over gelezen en de eerste kant en klare bestemming was Quepos. Terug naar de Pacific Coast dus, waar het nu droog seizoen was en dus een dorre stoffige bedoening in vergelijking met de groene, weelderige Caraïben. Ze hadden een vouchersysteem gekozen en ik moest dus eerst altijd bellen naar het gekozen hotel om te reserveren en dan volgden we de wegbeschrijving naar het gekozen hotel waar we dan betaalden met de vouchers. De wegbeschrijving naar ons eerste hotel vermeldde een ‘beruchte brug’ van waarop je krokodillen zou kunnen zien liggen zonnen in de rivier eronder. Eerst zien en dan geloven dachten wij. Na de loze belofte krokodillen te zien in Tortuguero hadden wij niet meer veel geloof in het zien van zulke uitzonderingen voor gelukzakken (of ongelukzakken, afhankelijk van de situatie ;o) . Verschoten wij ons daar even een bult toen we vanop het zeer smalle voetpadje van de brug, waar vrachtwagens en auto’s over SCHEURDEN, in de dieperik meer dan twintig MONSTERS zagen liggen. Deze beesten waren precies weggekropen uit National Geographic documentaires waarin je opengesperde monsterlijke muilen uit het water ziet opreizen en zich vervolgens ziet sluiten rond de hals van de dichtstbijzijnde ongelukkige Gnoe. We vroegen ons terecht af waarom die krokodillen er zo dikdoorvoed uitzagen en allemaal juist onder die brug lagen. Misschien zat het ‘Restaurante Cocodrilos’ naast de brug er voor iets tussen, een verklaring die ik liever wil aannemen dan de veronderstelling dat er te pas en te onpas wel eens iemand over de akelig lage reling zijn evenwicht verliest en die krokodillen gewoon VEEL geduld hebben…BRRRRRRRRRRRR!!!! Het was wel een raar contrast deze koelbloedige wilde dieren onder een druk bereden brug terwijl wij in de oase van rust van het natuurreservaat Tortuguero, waar in de verste verte geen auto te bespeuren valt, enkel een babykrokodil te zien kregen. Mijn ouders waren meteen gerustgesteld door de zinderende hitte op de krokodillenbrug. We hadden ze toch wat ongeruste blikken zien uitwisselen over de temperatuur in San José (dat op een tweeduizendtal meter ligt) en ons precies niet echt geloofden toen we zeiden dat het aan de kust niet te doen was van de hitte. ’s Middags stopten we bij een chique hotel waar we lunchten en een prachtig zicht hadden op de tropische jungle die zich vanaf onze voeten uitstrekte tot aan het azuurblauwe water van de Pacifische Oceaan. We genoten hier van een heeeeeerlijke lunch en ik en Birger waren verbaasd dat het eigenlijk helemaal niet zo duur is om in zo’n duur hotel als niet-gast te lunchen, iets dat we zeker moeten onthouden. Na nog een uurtje of twee rijden kwamen we aan in ons hotel en genoten meteen van de luxe van een zwembad, al was het water van het zwembad zo warm (echt badtemperatuur), dat het niet echt verfrissend meer was. We reden nog wat rond op bergachtige weggetjes in de buurt en vonden een zalig barretje om van de zonsondergang te genieten en waar ‘Piña Colada’ gedoopt werd als de cocktail van dit verlof. We vonden op de weg ook een wegwijzer naar een hotel dat in de brochure stond en bovendien zicht op de Oceaan had, dus we boekten dit voor de volgende avond en legden meteen ook een vistrip vast. We vermoeden dat de overvriendelijke bazin van dit hotel een deel van het bedrag dat ze ons vroeg voor de trip in haar eigen zak stak, maar kom…het werd een geweldige dag! Niet alleen het plezier van met een motorboot langs de prachtige kust te varen, maar dan daadwerkelijk ettelijke vissen te vangen (Jacks, Needlefishes en Makreel) en achteraf trots onze vangst te mogen meenemen, was echt SUPER! Op de koop toe zwommen er in het terugvaren enkele dolfijnen een eindje mee met de boot wat het helemaal AF maakte. Weer een vinkje meer op onze lijst van gespotte dieren. We vingen ettelijke Makrelen en namen er drie mee terug naar ons hotel in de hoop dat ze die voor ons zouden willen klaarmaken. Ons mama moest zich bedwingen om niet te vragen of ze ze zelf mocht klaarmaken. Ze maakten ceviche (een heerlijke viscocktail met ajuin, limoen, tomaat en paprika) en daarna nog een voorgerechtje waarop dan nog een schotel volgde die ik echt helemaal niet meer opkreeg, maar het was wel lekker, en heel VERS! De volgende dag moesten we een behoorlijke afstand afleggen over kiezelweg, dus besloten we de mangroves van het nationaal park te laten voor wat ze waren en meteen door te rijden naar Sierpes. Het volgende hotelletje was een heel persoonlijk hotel uitgebaat door een Italiaan en zijn Costaricaanse vrouw. Toen we de laatste wegwijzer volgden naar Hotel Veragua kwamen we tot stilstand voor een wel heel smal bruggetje. Ik zei: ‘ja die pijl staat hier niet voor niks, we moeten erover’ wat een lachsalvo van de andere drie tot gevolg had. ‘Alé SOPHIE! Daar kunde toch niet overrijden met een auto, wa zégde gij nu, dat is een voetgangersbruggetje!!!’ Na drie kwartier vruchteloos rondgereden te hebben, moesten ze mij dus toch gelijk geven toen mama en ik (terwijl Birger en papa op prospectie waren en zo doende bijna levend werden opengereten door een woeste Rottweiler) een grote pick-up over het krakkemikkige brugje zagen rijden. Ik moest toegeven dat het er niet erg aanlokkelijk uitzag en vooral niet erg gezond klonk. KRIIIIIIIEEEEEEUUUUUUUEEEEIIIIIIWP!!!!! We moesten er echter over om bij ons hotel te geraken dus kroop papa moedig achter het stuur (terwijl wij wijselijk uitstapten) voor de hachelijke oversteek. De brug zakte gevaarlijk hard door en maakte een vreselijk geluid, maar de auto inclusief papa kwamen heelhuids aan de overkant aan. Bij het hotel aangekomen vertelden ze ons dat de overheid al jaren een nieuwe brug beloofde, maar dat het er nooit van kwam. Waarschijnlijk moest er eerst ECHT iemand met auto en al door die brug zakken voordat er daadwerkelijk werk van werd gemaakt….typisch! We konden na het middageten meteen een tocht maken op de riviertjes met een bootje en een plaatselijke gids. Het deed ons een beetje denken aan Tortuguero, maar de gids was veel beter en we zagen zo mogelijk nog meer moois. Hij liet ons zelf een Boa Constrictor zien die ergens in een tak boven het water lag te snoezen…Toen we na enkele heerlijke uurtjes terug voor de deur van ons hotel (dat naast de rivier lag) werden afgezet, stonden de zelfgemaakte pizza’s al klaar om in de houtvuuroven gestoken te worden…LA VITA È BELLA! De volgende dag zouden we doorsteken naar de Caribische kust, maar eerst nog een overnachting doen in het binnenland in Siquieres. Viel dat even tegen! We reden eerst door mistwouden waar de regenbuien ons toch wel een beetje TE hard aan België deden denken en toen we aankwamen bij het hotel dat we gereserveerd hadden, viel dit DIK tegen. We besloten hier te lunchen en ons niet kenbaar te maken en ik moest dan achteraf onder aanstekelijk irritant gegrinnik van de andere drie bellen om mee te delen dat we er niet geraakten door het weer (terwijl we er juist gegeten hadden) en maar hopen dat die man mijn stem niet zou herkennen. Het alternatief was een 5-sterren SPA hotel, klonk goed, maar hoe titels toch kunnen misleiden. Het hotel was zo ongezellig en onderkomen dat we die avond gewoon in een goedkope plaatselijke pizzeria gingen eten. Achteraf gezien was de eerste keuze misschien toch nog beter geweest. De volgende dag besloten we dus maar heel vroeg te vertrekken en door te steken naar de Caribische kust. Terug naar de hitte! Jippie! We reden helemaal tot in Puerto VIejo de Talamanca en konden hier kiezen uit een hele reeks hotelletjes waarvan er velen spijtig genoeg vol zaten. We vonden uiteindelijk toch plaats in een charmant hotelcomplex waar je in plaats van een kamer een huisje kreeg met terras, keukentje,… Hier waren we weer in een echt Caribisch surfparadijs aangekomen en we speelden in de golven totdat we overwoekerd waren met zeewier. Ik kreeg hier bijna mijn gedroomd wit strand met overhangende palmbomen en turkoois water, het kwam heel dicht in de buurt… We bleven hier nog een dag extra en bezochten een mangrove die we spijtig genoeg niet met bootje konden bezichtigen omdat het hoogtij was. Prachtige ongerepte natuur vlakbij de grens met Panama. Onze volgende plannen werden serieus in de war gestuurd door het weer. We zouden de jungle in het binnenland inrijden en gaan raften e.d., maar het weer aan de Caribische kust werd zo slecht dat de enige goede keuze leek van terug door te steken naar de Pacific Coast naar het schiereiland Nicoya. We reden een hele dag door (en een keer verkeerd en toen zakte papa met zijn been door een brug, hihi) om het slechte weer te omzeilen en toen we dan uiteindelijk dachten dat we aangekomen waren en onze Piña Colada al konden ruiken, bleek dat we in het verkeerde dorp zaten en nog eens 45 km in den donkere over een stoffige putrijke hobbelweg moesten waarop ons mama constant dacht dat we fout gereden waren. Dit gevoel werd nog eens versterkt toen de weg ineens stopte en overging in een rivier. Toen we (Birger en ik) zeiden dat we erdoor moesten, kwam er luid protest van ons mama (Nee Paul, we draaien nu terug, NU!!!!). Er kwam (gelukkig) juist een andere auto aan die vlotjes door het water reed, dus werd er een kinderlijke glimlach op onze papa zijn snuit getoverd toen hij ten volle van zijn 4x4 kon genieten (en wat hij met zijn eigen auto nooit zou durven). Na nog een aantal riviertjes overgestoken te zijn, kwamen we dan uiteindelijk aan in….PARADIJS onder de schuilnaam ‘Casa Caletas’! Dit werd het zaligste plekje van deze veertiendaagse. Een prachtig hotelletje met overlopend zwembad, openluchtrestaurant en zicht op de zee (zie foto’s). Het was hier zo rustig en zo heerlijk warm…het slechte weer en de lange rit waren meteen vergeten, zeker na een Piña Colada of twee! We bleven hier twee dagen en gingen onder andere oceaan kajakken wat hilaaaaaaarisch grappig bleek te zijn. Echt peddelen, peddelen en nog is peddelen en hop je kajak-surfte op de golven, zo snel dat dat ging!!! Ik wist echt niet dat dit zo tof was en ons mam en pap zien klungelen in hun boot maakte het allemaal nog veel grappiger. De tweede dag maakten we een uitstapje naar Samara en werden we voor de eerste keer bestolen. Wel door eigen dommerikkenheid, want de auto was per ongeluk niet afgesloten en ons mama haar rugzak was bijgevolg FOETSJIE! De 4x4 werd nog eens getest toen ons papa zichzelf tijdens het achteruitrijden nogal onhandig in een goot manoeuvreerde, maar zich er achteraf ook handig terug uitmanoeuvreerde (trotse snuit), ik vraag me stiekem af of hij het niet express gedaan had :o). Na een drie nachten in dit paradijselijk hotelletje, gepakt en gezakt richting Monteverde. Op weg hier naartoe dacht iemand blijkbaar dat de weg verlaten genoeg was om een plasje te doen in het midden van de weg tot er toch wel een tegenligger kwam zeker, die broek was RAP terug naar boven!!! Hilariteit alom! In Monteverde stond heel wat Ecotoerisme op het programma zoals een Canopy tour, Hanging Bridges en een nachtwandeling. De Canopy tour was honderd keer leuker als in Honduras en had als extra de ‘TARZAN SWING’…de naam zegt genoeg; je sprong van een platform en zwierde dan aan een koord in Tarzan style heen weer tussen de bomen. Dit was echt HEEEL grappig, vooral toen de mannen er niet in slaagden onze papa zijn voeten te vangen om hem te doen stoppen en ons mama haar gezicht voor ze sprong (doodsangst)! Hahahaha! Goed gelachen! Op de nachtwandeling zagen we zo verrassend veel dieren op een klein stukje bos (wasberen, vossen, luiaarden,…), dat we de gids ervan verdachten eten neergelegd te hebben of dat er iemand achter de bomen opeenvolgend een aantal kooien opendeed en dat het daarom een ‘nachtwandeling’ was. We zagen ook weer een heel harig tarantulla exemplaar (zie foto) dat ik niet graag alleen in den donkere zou tegenkomen. Ik reis in sneltempo (want ik moet nog ZOVEEL vertellen) door naar Lago de Arenal waar we onze papa zijn verjaardag vierden en getrakteerd werden op een gigantische plensbui die ons scheidde van het restaurant. De jarige vond er niet beter op om zijn kleren onder mijn regenjas te steken en in zijn zwembroek naar het restaurant te lopen (zie foto). Een gezellig verjaardagsavondje aan het haardvuur, een aantal cadeautjes en een flesje wijn en de avond was weer geslaagd. We hadden vanop ons terras een mooi zicht op het meer (al kon je vulkaan Arenal niet zien liggen, omdat het bewolkt was) en Birger kreeg hier van de kapper van huize Roelants een haarknipbeurt met het beste zicht ooit (zie foto). We hoopten dat het weer de volgende dag beter zou zijn, omdat we ons mama haar favoriete highlight op het programma hadden staan: Vulkaan Arenal. Daar de actieve vulkaan constant brokstukken uitspuwt, kan je hem niet beklimmen, maar wel wandelingen maken rond zijn voet en zijn gloeiende top bewonderen. Op weg naar La Fortuna, het dorpje aan de voet van de Arenal, verschoten we ons te pletter toen we voor onze neus een oplegger van een vrachtwagen zagen omkrakken waardoor de ganse weg met kiezelstenen bezaaid werd. Ons mama begon al meteen ijverig met een schep kiezelstenen in de plassen langs de weg te gooien zodat we langs daar door zouden kunnen rijden (grappig). Een galante man (niet onze papa :o) ontfutselde haar al gauw de schep en een klein halfuurtje later waren we weer ‘on the road’ om na de eerstvolgende bocht al terug te stoppen voor een familie schattige diertjes die langs de weg zaten. Ze trokken op wasberen, maar ik herinner mij de correcte naam niet meer (zie foto’s). Die beestjes hadden geroken dat we chips aan het eten waren en gingen allemaal elkaar staan verdringen op hun achterste pootjes en klommen zelfs op mijn benen om bij het eten te geraken (wat me enkele diepe krabben opleverde), echt suuuupergrappig. Terug onderweg bleek dat wat we gevreesd hadden, bevestigd werd: het meeste dat we te zien kregen van Vulkaan Arenal was zijn voet (zie foto van berg in de wolken). Niet echt spectaculair, maar niks aan te doen. We profiteerden dan maar van het zwembad, maakten een rondritje in de buurt en een wandeling. De volgende dag dachten we nog naar enkele vulkaankraters te gaan kijken, maar daar verwittigden ze ons aan de inkom al dat boven alles in de mist zat…weer niks dus! We hebben die twee weken echt pech gehad met het weer, terwijl wij eigenlijk nog geen slecht weer gehad hadden. Het was desondanks een schitterende 14-daagse waarin we veel gezien hebben en ook veel hebben gelachen. Het was helemaal anders dan alles wat we tot dan toe gedaan hadden en een hele toffe afwisseling. Nu was het echter tijd om de hotels terug in te wisselen voor hostals, de kingsize bedden voor muffe matrassen, de auto voor chickenbussen, de cocktails voor pintjes en de peepjes terug op het vliegtuig naar België te zetten. We hadden nog een laatste gezellige avond in San José en dan veeeeeeeel te vroeg naar de luchthaven, vier uur op voorhand hadden ze gezegd bij het reisbureau, dat was dus twee uur te vroeg… Nadat het afscheid dan eindelijk daar was, was het weer even aanpassen aan ons ‘getweetjes’. We bleven nog een nacht in San José, omdat het al laat was, maar de volgende dag was het weer tijd voor een nieuwe stempel in ons paspoort en een bijhorende nieuwe grensovergang die weer helemaal vertrouwd aandeed met alle sjacheraars erop en eraan!




Panama, 22/2/2008, 8006 km afgelegd
Taal: Spaans en Engels
Munteenheid: Balboas = Dollars
Inwoners: 3,2 miljoen
Oppervlakte: 75 517 km²




Na niet erg geslaagd afdingwerk propten we ons met veel te veel in een minibusje naar het haventje vanwaar we de watertaxi naar Bocas del Toro zouden nemen. We gingen naar het grootste eiland van deze eilandengroep, Isla de Colon, en werden meteen terug ondergedompeld in de Caribische sfeer. Daar aangekomen boekten we een tour voor de volgende dag en nestelden we ons in onze container: een kamer gemaakt van golfplaten, juist groot genoeg voor een twijfelaar, een ventilator, onze twee rugzakken en lakens die volgens mij niet gewassen waren (lagen gewoon op een hoopje op het bed, juist of iemand net was opgestaan en het zo had achtergelaten)…hmmm wel even aanpassen na twee weken hotel. De volgende dag vaarden we eerst naar ‘Bahia de los delfines’ waar we veel flippers zagen, maar niet mochten zwemmen omdat het er naast dolfijnen ook krioelde van de kwallen. Daarna brachten ze ons nog naar een snorkelplaats (niet zo spectaculair) en een prachtig wit zandstrand met enorme golven waarin het zalig spelen was. De laatste stop was nog een snorkelplaats waar we een visser een HAMERHAAI uit het water zagen halen!! Een kleintje weliswaar, maar waar kleintjes zijn… Er zaten ook een paar kindjes in een uitgeholde boomstam boven het rif te vissen en we zagen al snorkelend visjes brokjes van het aas afeten tot er eentje de gelukkige was en de grootste brok beet had, maar zich daarmee ongelukkig genoeg wel als bbq-materiaal bestempeld had. Na nog een uurtje snorkelen en gelukkig genoeg geen haaien (Birger zet nog steeds zijn zoektocht voort) terug naar ons hok. Nog een dag een wandeling gemaakt over het eiland en genoten van de sfeer om dan naar Bouquete te trekken.

We hadden op heel onze rondreis door Centraal-Amerika nog geen enkele Quetzal (prachtige zeldzame vogel) gezien. De Quetzal is het nationaal symbool van Guatemala (de munteenheid heet ook ‘quetzal’) en de Maya’s gebruikten zijn prachtige lange groene staartveren voor het maken van maskers en kostuums. Door zijn gegeerde pluimen is deze prachtige vogel nu met uitsterven bedreigd (we hoorden dat één staartveer op de zwarte markt 1000 dollar waard is!). Bouquete was onze laatste kans om deze vogel eindelijk eens met eigen ogen te aanschouwen en we lieten ons bed al vroeg in de morgen warm achter om de ‘sendero de los quetzales’ te doen. Een wandeling met die naam, dat kon toch alleen maar goeds betekenen, dachten we. We kregen geen ongelijk. Na een uur wandelen zagen we al vier quetzals overvliegen en Birger werd echt zot. Na een drie uur durende klim tot een uitkijkpunt gepuft te zijn en daar gegeten en uitgerust te hebben, zagen we op de terugweg nog eens een zestal quetzals en konden we zelfs foto’s nemen (zie foto’s). Na zeven uur ploeteren kwamen we eindelijk terug bij ons hostal aan, uitgeput maar blij. We betaalden onze volgens mij aan de coke zittende eigenaar van het hostal (die deed echt superraar en zat heel de tijd aan zijn neus te frullen) en stonden de volgende morgen vroeg op om weer maar eens een bus te halen. Deze keer was onze bestemming Panama City. Verscheidene uren bus en ettelijke sjacheraars later kwamen we eindelijk aan in Panama. Een vriendin van een vriendin van mij, Kaat, werkt voor een jaar in Panama dus ik stuurde haar meteen een mailtje om af te spreken. We informeerden bij de eigenaar van het hostal naar bootreizen van Panama naar Colombia (we hadden ergens gelezen dat dit gedaan werd) en hij zei dat hij de kapitein kende van een 40m lange zeilboot die vier dagen later naar Cartagena zou vertrekken en plaats had voor een twintigtal mensen (crew inbegrepen). We waren superblij en legden meteen vast. Die avond dachten we ons geluk nog eens te beproeven in één van de ontelbare casino’s. Deze keer hadden we minder geluk en werd het in plaats van 120 dollar winst slechts 8, maar ja alles beter dan verlies. We waren echt super in de wolken over onze boottocht en genoten met volle teugen van Panama. Het is een hele moderne stad met wolkenkrabbers a la New York (al zal dat nog wel even ietsje meer overweldigend zijn), een charmant oud gedeelte dat aan Havana doet denken en vanwaar je over het water de skyline kan bewonderen, veel moderne winkels (ik kon hier eindelijk de laatste Harry Potter kopen voor op de boot) en het was een verademing eindelijk nog eens in een toffe grote stad te zijn. We bezochten het Panama kanaal, wat heel teleurstellend was voor mij (ik had iets verwacht in de aard van het kanaal van Corinthe) daar je gewoon een rivier ziet die dan overgaat in een aantal sluizen die ik in Herentals op het Netekanaal ook kan ‘bewonderen’. Ze hadden wel hun best gedaan een mooi museum te openen en dat maakte de inkom van 8 dollar dan toch nog een beetje goed. Die avond spraken we af met Kaat en zij toonde ons haar mega-waw-luxe appartement (allemaal betaald door het werk) en nam ons in haar auto mee naar de toffe plekjes van de stad. We belandden uiteindelijk in Calle Uruguay, naar het schijnt één van de populairste uitgaansbuurten van Centraal Amerika, het was eraan te merken! ‘t één en ‘t ander en de lijfspreuk van alle vrouwen in Latijns-Amerika: ‘Less is more’ werd hier NOG enthousiaster nageleefd en nog zo’n leuze ‘hoe spannender hoe beter’ of hoe voller de vrouw hoe kleiner het maatje (soms moet ik een beetje aan slagersworsten denken). Natuuuuuuuuurlijk werd ik (hoe klein ik mij ook probeerde te maken) in de discotheek die we uitgezocht hadden op het podium geroepen voor één of andere proef. Omdat ik die man al eerder had afgewimpeld, ging ik dan toch maar mee. Uiteindelijk stonden er zes meisjes op het podium van zes verschillende landen. Ik wist nog steeds niet wat de bedoeling was. Toen riep hij de Costa Ricaanse en de Colombiaanse naar voor en moesten ze tegen elkaar dansen. Amai ik was RAP weg zenne!!!! Zelfs in de goorste r&b clips heb ik nog nooit gezien hoe die met alles waarmee er te schudden viel begonnen te schudden, NIET NORMAAL!!!! Het was een heel gezellige avond en we waren echt jaloers op Kaat, we zouden meteen tekenen voor een soortgelijk contract, wie weet. Ze had trouwens bijna stand-inn geweest als Bond-girl (de nieuwe Bond-film wordt in Panama gedraaid, maar het moet Colombia voorstellen) daar de oorspronkelijke stand-inn niet kon en ze een grote blonde zochten, maar dat werd op het laatste moment toch afgezegd, BUMMER! Na drie dagen Panama City vertrokken we naar de San Blas eilanden vanwaar we dan de volgende dag met de zeilboot zouden vertrekken. We werden met de grootste schrootjeep ooit opgehaald aan het hostal. Na een vier uur lange hobbelige rit en ettelijke keren gestopt te zijn (de veren van de jeep waren kapot en na elke diepe put moest de krik bovengehaald worden en een nieuw stuk hout tussen de vering gestoken worden) werden we afgezet aan een rivieroever in de jungle. Een halfuurtje later kwam er een bootje aan dat ons meenam naar één van de eilandjes waar we zouden overnachten. We vaarden voorbij minuscule eilandjes waar nog een authentiek indianenvolkje, de ‘Kuna’s’, woont. Alle eilanden in San Blas Archipel zijn hun eigendom, ze zijn een autonome gemeenschap met een eigen regering en leven nog steeds min of meer hetzelfde als voor de Spaanse binnenval 500 jaar geleden. We vaarden ook voorbij een mega grote zeilboot die vlakbij ‘ons’ eilandje voor anker lag en Birger zei nog ‘amai, als dat onzen boot is dan word ik ZOT!’ (hij is nu dus helemaal GAGA, want het WAS onze boot :o) ). Het eilandje waar wij op verbleven telde misschien een honderdtal hutjes. We kregen er eentje voor onszelf en maakten kennis met de andere mensen die hier verbleven. Toen iedereen er was, propten we ons allemaal terug in het bootje en vaarden we een klein uurtje langs de meest idyllische eilandjes met mijn zo gegeerde overhangende palmbomen over turkooishelder water en parelwit strand. Mijn mond viel echt open! Uiteindelijk stopten we op één van deze pareltjes en werd er in een hutje lunch voor ons gemaakt. Birger had zijn snorkel mee en het was hier het mooiste snorkelen dat we al gezien hebben op deze reis. WAAAUW echte heuse onderwatersteden met prachtige kleuren en vormen en waanzinnig veel verschillende vissen. We konden het gewoon niet geloven dat we op zo een prachtige plek waren. Juist een decor van een reclamespotje voor één of ander reisbureau of voor Bounty…echt de mooiste stranden die ik ooit al gezien heb! Na een hele zalige dag terug de boot in en naar ons mini-eilandje. We genoten met zijn allen gezellig van het spotgoedkope avondmaal en bewonderden de prachtige onbezoedelde sterrenhemel. Hadden we dit geweten dan waren we al een dag vroeger uit Panama vetrokken en waren we misschien niet bestolen geweest (een personeelslid (een Australiër) van het hostal had 400 dollar uit onze portefeuille gehaald die in het kluisje zat en was hem dan gesmeerd met de laptop van de eigenaar, SMEERLAP!!!).




De volgende ochtend na het ontbijt stond Kapitien Lulu daar al om ons naar het ruime sop te brengen. Nu dachten we helemaal dat we droomden, wat een geweldig schip! ‘Die Stahlratte’ is 105 jaar oud en eigendom van een soort Duitse commune die dertig jaar geleden de boot gekocht had en nu een beetje uiteengevallen is. Ze doen zulke tours om geld bijeen te halen om de boot te kunnen onderhouden en hebben al overal gezeten. Bootje per bootje kwamen alle opvarenden aan en het werd een bont internationaal gezelschap: Duitsland, Oostenrijk, Zweden, Noorwegen, Engeland, USA, Australië en België allemaal onder één dak of onder één mast dan toch. De eerste dag vaarden we een paar uur (met gehijste zeilen, maar de motor ook aan) naar een eilandengroepje waar we drie dagen zouden blijven. Je kon vooraan de boot in de netten boven het water gaan liggen en bij het naar beneden kijken merkte ik ineens op dat er een groep dolfijnen met de boot meezwom….ONGELOFELIJK. Het benedendek was uitgerust met stapelbedden en dubbele bedden en op het bovendek stonden een paar strandstoelen en een grote tafel waar we met zijn allen aten (zie foto’s). Elke dag was er een groep verantwoordelijk voor het eten. De dag dat ik moest koken was het bbq op één van de eilandjes. We (Laura, Hanna, Vanessa en ik) moesten dus enkel ontbijt maken en groentjes snijden voor de brochettes die iedereen dan zelf moest maken op het eiland. Dit was een zaaaaalige avond, ik zal de foto’s hun werk laten doen want ik kan het toch niet beschrijven. We hadden jullie allemaal graag naar daar gezapt om jullie te laten meegenieten want het was echt super. Pintjes drinken in het warme kristalheldere water in een prachtige omgeving, brochettes roosteren boven het vuur en daarna kampvuur met Kapitien Lulu als gitarist en zanger en MAN die kon er wat van! Duitsers hebben normaal een nogal lelijk accent als ze Spaans spreken, maar ik heb in Sevilla, de stad van de flamenco, live geen betere flamenco horen zingen en spelen als hier op dit Caribisch eiland door nen Duitser, hoe ironisch. Hij had drie jaar in Cadiz gewoond (ook met de boot) en kende dus een enorm flamencorepertoire, kon enorm goed gitaar spelen en beheerste de typische flamenco ‘klaagzang’. Laura, half Australisch half Grieks, bleek een enorm talent te bezitten om grappige liedjes uit haar duim te zuigen onder gitaarbegeleiding van Kapitein Lulu en dit zorgde voor veel hilariteit (ik zat twee dagen later nog met haar deuntjes in mijn hoofd). Die drie dagen waren gewoon genieten, genieten en nog is genieten. Eén van de Noorse meisjes zag tijdens het snorkelen een rifhaai en Birger zat hierna dus meer in het water als op de boot, maar had tot zijn grote spijt geen geluk (ik moet er nu van hem bijtypen; ‘maar hij zag wel een enorme barracuda, ne gigantische stingray en een octopus’ :o)). De vierde dag vertrokken we ‘s morgens vroeg richting volle zee en zouden dan een 30-tal uur aan een stuk varen tot Cartagena, Colombia. Ik ben niet echt zeeziek geworden (Laura werkt als stewardess op een extreem luxueus jacht en had goede pillekes), maar het zal toch niet veel schelen. Ik was nog nooit echt op volle zee geweest en dat zijn toch wel fameuze hoge golven. Veel meer als liggen en lezen kon je niet doen, want dan werd je veel te duizelig (ik had compassie met de kookploeg van die dag). We genoten weer meermaals het gezelschap van groepen dolfijnen en ’s nachts werd het geagiteerde water rond de boeg verlicht door fluorescentie, niet enkel een betoverende sterrenhemel boven onze hoofden dus, maar ook één onder onze voeten, PRACHTIG! Die nacht deed ik niet meer dan een halfuur aan een stuk een oog dicht. Constant klots, klots, klots,…van links naar rechts naar rechts naar links heen en weer en terug…. ik werd CONSTANT wakker. Tegen de ochtend aan deed ik dan uitgeput toch nog een dutje en toen ik wakker werd, was er al land in zicht….de skyline van Cartagena!!! Ook wel een mooi zicht, maar ik had toch een beetje hartzeer dat onze zeepbel dra zou worden doorgeprikt. Als we niet al naar Cuba geweest zouden zijn zouden we zeker binnen een week terug meegegaan zijn met de ‘Stahlratte’. Ze zouden zeven volle dagen naar Cuba varen, daar een paar dagen blijven, dan een volle dag naar Jamaica varen, daar ook een paar dagen blijven en dan terug naar Colombia varen. Heel aanlokkelijk, maar we hebben nog zo veel te zien en toch niet ZO heel veel tijd meer, dus misschien ooit in een ander leven.




Colombië, 8/3/2008, 9129 km afgelegd
Taal: Spaans
Munteenheid: Colombiaanse Pesos
Inwoners: 43 miljoen
Oppervlakte: 1 141 748 km²




We werden in groepjes naar land gebracht en belandden bijna allemaal in hetzelfde hostal. Die avond spraken we met heel de groep (ook de crew) af om lekker te gaan eten. Cartagena bleek een prachtige stad te zijn. Misschien wel de mooiste koloniale stad die ik al gezien heb. Deed me heel erg aan Spanje denken, maar dan minder ‘clean’ en dat vond ik wel tof. Het werd weer een superavond. Birger bleef met de kerels rum cola drinken op de stoep van een barretje en ik ging met de meisjes naar boven een dansbar binnen. Op een gegeven moment zagen we vanop het balkon van de bar security en politie aankomen en kwamen er vier heel opgedirkte meisjes en jongens de bar binnen. Bleek dat één van die jongens de zoon van de president van Colombia was. We konden ons nog net inhouden van een foto te vragen, daar zorgden de dreigende katachtige blikken die de meisjes in onze richting bliksemden wel voor, haha. We bezochten de tweede dag een minivulkaan (Vulcan de Lodo) waarin een soort mineraalrijke modder in het kratertje stond. Dit was echt SUPERRAAR. We klommen één voor één langs een trapje naar beneden en lieten ons in de smeuïge modder zakken. Het was echt vreemd, je kon geen bodem voelen en toch zakte je niet verder weg, je bleef gewoon steken en kon totaal niet gecoördineerd bewegen. Als je je evenwicht verloor, viel je als het ware om. Echt heel grappig en de moeite waard! We maakten de volgende dagen nog veel plezier en ik ging elke avond uit, maar Birger was altijd te moe, waar kennen we dat van? (die eerste avond viel hij zelfs naar goede gewoonte in slaap op de toog, neenee hij is geen haar veranderd :o) Na drie dagen was het voor ons echter tijd om naar Bogotá (20 uur bus) af te zakken daar we zo snel mogelijk een goedkope vlucht naar ergens zo zuidelijk mogelijk wilden boeken en dit op het internet niet goedkoop genoeg vonden. De rest trok samen verder naar Santa Martha voor nog meer strand en ik had toch wel spijt, want wij moesten nu voor lang ‘ADIOS!’ zeggen tegen het strand. We willen nu zo snel mogelijk zuidelijk reizen, omdat we Patagonië willen doen en als we nog langer wachten, gaat het daar veeeeel te koud zijn. We hebben in Bogotá een vlucht gevonden naar Chili (21 maart) en zullen nu eerst Patagonië (Chili en Argentinië) doen en van daaruit terug naar boven reizen naar Bolivië, Peru en Ecuador en dan uiteindelijk naar Brazilië vanwaar we terug naar huis vliegen, maar dit is nog wel even weg. De resterende dagen voor de vlucht gebruiken we om nog een beetje van Colombia te zien. Bogotá viel een beetje tegen door het weer (regenachtig, grijs en koud). We bezochten het goudmuseum en een tentoonstelling van Botero, beiden gratis. Cali was een toffe stad, maar vooral Popayan was echt de moeite. ‘La ciudad blanca’ heeft zijn naam niet gestolen, alles is oogverblindend WIT! We deden vanuit Popayan een uitstapje naar Silvia, een dorpje waar nog een indianenvolk leeft en zich nog kleedt in traditionele kledij. Het was markt die dag en heerlijk om rond te dwalen door de straatjes en te genieten van de folklore. De processies tijdens de Samana Santa in Popayan zouden de tweede mooiste van de wereld zijn (na die van Sevilla). Het was inderdaad het een en het ander (maar Sevilla was inderdaad nog wel net iets ‘WAW-er), al waren wij voor de omstaanders meer attractie dan de processie. Schoolkinderen die met de stoet meeliepen, kwamen constant dingen vragen (honderd keer hoe laat het was en waar we vandaan kwamen en dan duidelijk niet wisten waar België lag) en of ze met ons op de foto mochten. Op de duur werd het een beetje overdreven en voelden we ons echt bekeken. Twee mannen die achter ons stonden werden door de ‘omnipresente’ militairen zelfs verzocht van weg te gaan, omdat ze ‘verdacht’ gevonden werden. We waren precies sterren, haha! Er is hier duidelijk nog niet veel toerisme, waarschijnlijk door de slechte reputatie die het FARC de streek gegeven heeft, maar wij waren verrast hoe oprecht vriendelijk de mensen in Colombia zijn, het was echt de moeite. We hebben geen slechte ervaringen gehad en ons altijd heel erg op ons gemak gevoeld. Na 15 uur bus en weinig slaap zijn we nu terug in Bogatá en morgenmiddag vliegen we over Lima naar Santiago de Chile voor weer een hoop nieuwe belevenissen. Ik ga nu afsluiten, want er zit hier een kerel enorm hard te ‘SCHMAKKEN’ (het meisje naast mij zit zelfs met haar oren toe te lezen) en zijn zakje pindanootjes is nog LANG niet leeg!!!!!! :o)




U ziet het, we stellen het nog steeds goed, zien elkaar nog altijd graag, maar kijken nu toch al uit naar een dik pak friet met veeeeeeeeeeeel MAYONAISE en een lekkere frisse Belgische PINT!!!!!