dinsdag 29 januari 2008

On the road with two kanguru's

Terug naar Antigua, Guatemala voor het begin van een nieuw (lang) hoofdstuk. We besloten toch nog een dagje langer te blijven en Copán uit te stellen tot de volgende dag, kwestie van Birgers verjaardag niet op de bus te vieren. ’s Avonds een gezellig verjaardagsdineetje in één van de vele restaurantjes. We waren net aan ons hoofdgerecht bezig toen het platformpje waarop onze tafel stond begon te schudden. Ik dacht dat iemand aan het wiebelen was ofzo en zou nooit aan een aardbeving gedacht hebben, moest Birger het zich niet hardop afgevraagd hebben. Het was wel degelijk een aardbeving en nog geen kleintje ook niet. De vorige dag op hetzelfde uur stonden we nog boven gloeiend hete lava marshmallows te roosteren. Al goed dat we het niet een dag later gepland hadden…Stel je voor een aardbeving terwijl je op de top van een actieve vulkaan staat… :os De volgende dag of beter gezegd nacht (4 uur ’s nachts) de bus op richting Copán, Honduras. We hadden ons toch maar weer eens laten verleiden een minibusje te boeken in plaats van de vertrouwde chicken bus (terwijl we onszelf de laatste keer gezworen hadden nooit meer een shuttle te pakken). We zouden het ons alweer beklagen, maar de volgende drie weken zouden er op een verrassende manier door bepaald worden. Toen we opstapten meenden we al een Australiër te herkennen van op de ruïnes van Palenque. Deze vermeende Australiër bleek later echter een Noorderbuur te zijn toen hij mij doodleuk na twee uur bus en Engelse conversaties zei: ‘je rits staat open’. Hij vertelde ons later dat hij express niets gezegd had in het begin om ons te kunnen afluisteren, de gluiperd :o). We vonden hem achteraf inderdaad terug op onze foto’s van de ruïnes van Palenque, de wereld is klein, zeker als je reist. Je komt altijd dezelfde mensen tegen, soms zelfs tegen het absurde aan. We ontdekten ook dat hij en twee andere meisjes die op ons busje zaten (een Patricia een duitse en Ulla een Finse) juist niet overlappend in hetzelfde hostel hadden verbleven in San Cristobal de las casas. Twee andere passagiers op de bus waren Chris en Chloé een Australisch koppel op huwelijksreis (voor vier maanden, jep can’t beat that!).

Honduras, 5/1/2008, 3148 km afgelegd

Taal: Spaans en Engels

Munteenheid: Lempiras

Inwoners: 6,7 miljoen

Oppervlakte: 112 090 km²

Na 7 uur bus (wat vijf uur had moeten zijn) uiteindelijk aangekomen in Copán ‘the village’ en op zoek naar een hostal. Peter, de Hollander, was al meteen mee met de twee meiden (nood aan vrouwelijke aandacht veronderstelden we :o) ) terwijl wij samen met Chris en Chloé de richting Via Via (Belgische keten van Backpackershostals en restaurants over de hele wereld, in Antwerpen is er ook één) wandelden. Supergezellig en een hele toffe sfeer, maar bijgevolg spijtig genoeg VOL. Op naar ‘The Blue Iguano’ dan maar, waar we Peter en zijn twee potentiële slachtoffers aantroffen. Daar we maar voor één reden in Copán ‘the village’ waren, namelijk voor Copán ‘the ruins’ meteen na het neerkrabbelen van de noodzakelijke gegevens richting de negende (en waarschijnlijk de laatste) Maya site op ons lijstje. De inkom van 15 euro was niet echt in verhouding met de site, daar het één van de enige, of misschien wel de enigste Mayasite in Honduras is, willen ze de koe blijkbaar droogmelken. Een bezoek aan de graftombe en ondergrondse tempels via tunnels die uitgegraven waren door archeologen kostte nog eens 15 euro extra, dus lieten we dat bezoek noodgedwongen maar voor wat het was, terwijl we dit toch wel echt graag gezien hadden. We zijn natuurlijk verwend met alles wat we al gezien hebben, maar deze site was de duurste na Tikal en bijlange niet de beste. Voor mij zelfs de minste… We waren echter in goed gezelschap en maakten beter kennis met onze nieuwe reismaatjes. Bleek dat Chris en Chloé dezelfde trip op vulkaan Tajumulco geboekt hadden als ons en moesten wij dus niet ziek geworden zijn, zouden we de trip samen gedaan hebben. We zagen achteraf hun foto’s en beklaagden ons nog maar eens dat we net dán ziek geworden waren…echt supermooi! Ze vertelden er echter ook bij dat het superzwaar was en dat ze een beetje last hadden gehad van hoogteziekte en tijdens de zonsopgang zo bevroren waren dat de pracht ervan hen even gestolen kon worden. De nieuwe bewoners van Copán waren een familie ara’s en een soort rare knaagdieren, wat ons nog wel wat leuke plaatjes opleverde. Terug in Copán ‘the village’ een lekker goedkoop restaurantje opgezocht met Peter, Chloé en Chris en daarna de ‘Via Via’ in voor een paar pintjes. De volgende dag om 7 uur vertrok de volgende bus alweer, dit keer voor ons richting Bay Islands, de twee meisjes trokken richting San Salvador. We hadden nog niet beslist welk eiland we zouden kiezen, Utila of Roatan, maar nog een halve dag bus voor ons om te beslissen. Chris en Chloé hadden oorspronkelijk gepland van enkele dagen in La Ceiba te verblijven in ‘The jungle River lodge’, maar omdat ze ons gezelschap zo op prijs stelden (jaja echt waar :o) ), besloten ze mee te reizen naar the Bay Islands wat ze normaal voor later gepland hadden. Aangekomen in de haven bleek de boot naar Roatan reeds volgeboekt te zijn (ook al waren we meer dan een uur te vroeg) en dus bijgevolg een ticketje naar Utila gekocht. Na een uur ruige boottocht aangekomen op één van de beste duikersparadijzen ter wereld. We werden, eens van de boot, meteen aangeklampt door tientallen ‘proppers’ die hun hostel of duikcenter/hostel aanprezen. Deze keer waren de proppers echter geen inboorlingen, maar allemaal toeristen… vreemd! We besloten de plek die de gids aanprees (Freddy’s) te bekijken en op de weg naar daar Alton’s te bekijken. Wij (Birger, Peter en ik) verkozen Alton’s daar het meer leefde als Freddy’s. Ik denk dat Chris en Chloé niet echt overtuigd waren door Alton’s (we sliepen met vijf in een dormitory voor vier, maar betaalden wel vijf bedden, AFZETTERS!). De volgende dag wilden ze dus op zoek naar iets anders. Wij waren best tevreden met Alton’s (houten kamers met stapelbedden op een soort ponton op het water met een aanmeerplaats voor de boten en een zalige uitloper van het houten ponton met hangmatten en een barretje (zie foto’s)), maar het groepsgevoel maakte dat we allevijf op zoek gingen naar een ander hostel. Na tot de constatie gekomen te zijn dat de ‘Mango Inn’, onze favoriet (met een zwembad!!! voor een spotprijs) vol zat en dat alle andere hostels in dezelfde straat ook bleken vol te zitten of verschrikkelijk duur waren, terug naar af. Na nog eens met bagage en al ondergeplensd te worden door een uitloper van een tropische storm en absoluut een nulpunt van humeur bereikt te hebben, besloten Birger, Peter en ik met de staart tussen de poten terug richting Alton’s te trekken om onze dormitory terug te vragen. Chris en Chloé vonden iets volledig naar hun zin op weg naar huis. In de sjakosj! Ons slecht humeur verdween als regen voor de zon, we schrapten de mislukte voormiddag uit ons geheugen en maakten er nog een toffe dag van. Na één en ander uitgezocht te hebben in verband met duikexcursies en -initiaties en uitstapjes naar eilandjes in de buurt, besloten we van de volgende dag een bootje (met kapitein) te huren om ons naar Cayo Agua te brengen, één van de paradijselijke eilandjes rond Utila. We kochten wat snacks en huurden snorkels en zwemvliezen en ‘Captain Hal’ bracht ons voor 600 lempiras met zijn bootje naar het ‘Bounty Island’ van dienst. Weer maar eens prachtige vissen en koraal gezien en dat op slechts tien meter van ons paradijselijk ‘privé’ strand. Je kon door het ondiep water naar het volgende eiland waden dat privé bleek te zijn met een prachtig villaatje, inclusief privé strand en hangmatten…GELUKZAKKEN!!!! Na een paar uur zoet geweest te zijn met lezen, snorkelen, picknicken en de kerels een tiental kokosnoten uit de bomen hadden gehaald (expeditie Robinson achtige taferelen) was ‘Captain Hal’ daar al weer om ons terug op te pikken. Zalig deze mens zijn accentje, ik zou het definiëren als een mix tussen Schots en Jamaicaans. De rit terug was al even tof als de dag op het eiland. Superhoge golven en onze kapitein had nogal een ‘zware voet’… Die avond hielden we het rustig daar Chris en Birger de volgende dag op duiktrip gingen en Peters duikcursus begon. Grappig dat dit ‘duikerseiland’ rond tien uur ’s morgens volledig uitgestorven lijkt, omdat iedereen onder water zit. Toen we ’s middags terug naar ons gewoonlijke barretje gingen om te lunchen zat het stampvol, terwijl wij (Chloé en ik) er het ontbijt alleen deelden met een ander meisje dat ook niet dook en daar wachtte op haar vriendin die wel gaan duiken was. Zij vertelde ons dat er die avond een feestje was in een boomhut of iets in die aard en we spraken af samen te gaan. Die avond werd er één uit de duizend, in een psychedelisch barcomplex van Gaudi geïnspireerde bouwwerken in, onder en rond bomen. Overal bogen, spiegels, tegeltjes gesierd (of ontsierd) door talrijke spinnenwebben (zie mega wauw foto’s van spin). Het werd laat en er werd een beetje te diep in het glas gekeken wat ons de volgende dag letterlijk zuur opbrak daar we de boot terug op moesten richting vasteland. BAH! De boot vertrok pas om twee uur, dus we konden nog een volledige voormiddag zombie spelen op ons Alton’s ponton (zie foto’s). Na de duurste sandwich ooit (175 lempiras of 8 dollar!!!) een uur gewacht op de boot, die we dan toch bijna misten, omdat we met onze katerige ogen niet doorhadden dat hij aan de andere kant van de kade was aangekomen. Toen iemand ons vroeg of we op de boot richting ‘La Ceiba’ aan het wachten waren en daar doodleuk aan toevoegde dat die juist vertrokken was, ontwaakten we uit onze roes en spurtten tegen sneltempo de pier op om toch nog op het nippertje op de boot te kunnen springen die voor ons een stukje moest terugvaren. Peter lieten we achter in Utila, daar hij nog drie dagen duikcursus te goed had en daarna richting Belize en Mexico zou trekken. We besloten de ‘Jungle River Lodge’ op te zoeken, het hostal waar Chris en Chloé origineel naartoe wilden gaan en van waaruit je aan verschillende activiteiten kon deelnemen. Van het ene paradijs naar het andere bleek achteraf. Nadat de taxi ons door de jungle over een lang hobbelig en stoffig pad op onze bestemming had gebracht viel onze mond weer maar eens open. Een houten huttenconstructie naast gigantische rotsen (precies decorstukken) met zicht op de wilde rivier die zich een weg baande door de jungle was onze nieuwe thuishaven (zie foto’s). Daar het nog niet echt laat was, maar toch te laat om nog één van de activiteiten te ondernemen, vroegen we Darwin (die in mijn opinie beter de naam Mauwgli had meegekregen) of het mogelijk was in de rivier te zwemmen en of je van de rotsen kon springen. ‘Claro que si’, was het antwoord en een luttele vijftien minuten later stonden we al op de rand van één van de rotsen te twijfelen of we Darwin zouden naspringen in het kolkende water 7 meter lager of niet. Nadat Birger en Chris gesprongen waren, ging ik ook de dieperik in en nadat we alle vier de overkant van de rivier bereikt hadden, gaf Darwin ons een kleine rondleiding door het rotsachtig tot de verbeelding sprekend junglelandschap aan de overkant van de rivier. Na nog een paar keer het kriebellend gevoel ervaren te hebben door van de rots te springen de douche in en aan tafel voor een diner bij kaarslicht want er was geen verlichting. De volgende dag zouden we gaan raften. Na de volgende ochtend de nodige instructies gekregen te hebben op naar het avontuur. Er stonden stroomversnellingen tot level V op het menu en we gaven onze camera aan één van de gidsen om onze heldhaftige afdalingen op de gevoelige plaat vast te leggen (zie foto’s). Eén van de kerels was een typisch Amerikaans zwaarlijvig seutje waar je van verwacht zou hebben dat hij het in zijn broek zou doen in het wilde water. Toen zijn vrouw echter uit de boot viel in een stroomversnelling (welk lot ook mij te beurt viel) sprong hij haar zonder aarzelen achterna in het kolkende water. Ik vond dit hilarisch grappig, want de gids in hun boot was de verantwoordelijke van heel de trip had ons voor het vertrek zelfs laten bidden terwijl we allemaal elkaars handen moesten vasthouden dat God ervoor zou zorgen dat de rivier ons een veilige trip zou bezorgen. Eén van de regels was ‘wat er ook gebeurt, blijf in de boot’ en dan juist Giovanni van alle mensen springt zijn vrouw achterna juist uit de boot van de fanatieke gids…. Priceless!!! Na zoveel adrenaline konden we in de namiddag niet gewoon relaxen, dus besloten we van die dag ook nog de ‘zipline canopy tour’ te doen. In Tarzan style roetsjten we van boom tot boom, zalig om aan duizelingwekkende snelheden door de jungle te vliegen slechts centimeters verwijderd van eeuwenoude woudreuzen. AAAAAAAAAAAJAHIJAHIJAAAAAAAAAAAAA!!!!!!!!!! Na nog maar eens een paar keer van de rots gesprongen te hebben (redelijk verslavend) een gezellig avondje tegemoet. De volgende dag besloten we van nog maar eens actief te zijn en de ‘hike’ te ondernemen naar een waterval in de buurt. Een dik uur zwoegen door de supervochtige jungle en dan nog meestal bergop. Ons doel dreef ons echter verder, we zouden een lekkere plons kunnen nemen onder de waterval. Bleek dat even anders uit te draaien. Er waren alleen heel glibberige rotsen onder de waterval en dus geen kans op een plons..DAMN! We zagen een dode Boa Constrictor tussen de rotsen liggen die waarschijnlijk de val van de waterval niet overleefd had en begonnen al snel aan de weg terug die veel minder vermoeiend was als de heenweg. Terug aan het hostal was de legertruck waarmee we gratis naar de busterminal gebracht zouden worden nog niet ter plaatse, dus genoten we nog maar eens van een laatste plons in het water. Er waren twee Amerikaanse gezinnen die ons van de rotsen hadden zien springen en ons voorbeeld wilden volgen. Ze sprongen na verloop van tijd allemaal, bijhalve één van de mama’s die tot een uur later (toen onze truck er eindelijk was) nog altijd in trance op de rots stond in de hoop zichzelf ervan te overtuigen te springen (ik vraag mij af of ze er nog steeds staat :o) ). Chris en Chloé trokken richting Tela om van daaruit richting Belize te reizen, maar ze waren al aan het twijfelen om hun plan te wijzigen en misschien met ons mee richting Nicaragua te komen in plaats van richting Belize. We trokken dus mee richting Tela daar de gids het beschreef als een van de ‘backpackers favorites’ aan de Caribische kust van Honduras. De gids liet ons in de steek. Wat een ongezellig en zielloos stadje! Daarenboven waren alle hostals buiten vies en vuil ook nog eens schandalig duur. We besloten dus maar een kamer te delen met drie bedden bij een familie die kamers verhuurde, teneinde de kosten te beperken. Een beetje raar van met vier opeengepakt te zitten in een kamer ‘met badkamer’ (gescheiden van de kamer door enkel een douchegordijn) en een toilet dat na de eerste flush al overliep (inclusief een drolletje van de vorige klant), maar daar we veronderstelden dat het onze laatste avond samen was, genoten we er ten volle van. De volgende dag zagen wij (Birger en ik) er geen nut in van nog langer in Tela te blijven en wilden we dus gaan informeren wanneer de bus richting de hoofdstad (Tegucigalpa) vertrok om van daaruit de volgende dag te kunnen verdertrekken naar Nicaragua. Chris en Chloé moesten ook informeren in verband met hun vervoer naar Belize dus op naar het busstation. Toen het moment gekomen was van de ticketjes te kopen, besloten de ‘Sydnyers’ toch ook maar een ticketje richting Tegucigalpa te kopen en ons dus te vervoegen op onze trip richting Nicaragua. Ik hoopte nu wel echt dat Nicaragua de moeite zou zijn, want anders zou ik mij wel een beetje schuldig voelen. Het was een lange busreis (vijf uur) en ik hoorde op een bepaald moment de vrouw aan de andere kant van het gangpad tegen één van haar zoontjes (die achter ons zaten) zeggen ‘waarom heb je dan ook zoveel gedronken’. Ze diepte een zakje op uit haar handtas en na veel gegiechel leegde het jongetje zijn blaas in het zakje waarna hij het door het open raam naar buiten smeet. Al de pipi SPLASJJJJ tegen de buitenkant van de raam, erger nog, het zakje waaide enkele raampjes verder terug binnen, recht in het gezicht van een andere passagier. Oh man, precies een scène uit een komische film. De mama stak meteen haar hoofd diep weg van schaamte en de jongetjes konden hun giechels maar net bedwingen al moesten wij ook heel hard ons best doen. Eindelijk aangekomen in Tegucigalpa richting Hotel Real voor een noodzakelijke overnachting. Tegucigalpa had een vijandige sfeer over zich en de rollen prikkeldraad en afsluitingen boven de muren schrikten ons meer af dan dat ze ons een veilig gevoel gaven. Wat moest er hier buitengehouden worden…??? Daar het al donker was en we geen zin hadden in de lugubere sfeer op zoek te gaan naar een restaurantje, besloten we in de supermarkt een blok verder noodles, chips en dergelijke te kopen en ons daarmee tegoed te doen in het hotel. We leerden de ‘Kanguru’s’ ‘Kingen’, wat een hele opgave was daar ze nog ineens het concept ‘troef’ of de term ‘een slag’ niet kenden. We moesten woorden uitvinden zoals ‘a getter’ (een slag), maar na een aantal keer open hand gespeeld te hebben, bleken ze er redelijk goed mee weg te zijn en later zouden ze zelfs redelijk verslaafd worden aan ons kaartspelletje. De volgende dag hadden we de keuze een directe bus te nemen (schandalig duur) of de publieke bussen. Het werden dus de publieke bussen waar we er wel drie van zouden moeten nemen. We waren echter net te laat aan de terminal (normaal zijn er geen vaste uren en we waren er dus maar gewoon op goed geluk op afgegaan, maar deze keer waren er natuurlijk juist wel vaste uren), de vorige bus was net vertrokken en we moesten 1,5 uur wachten op de volgende. We profiteerden van de gelegenheid om te ontbijten (we hadden onze les geleerd van eerdere hongerige busdagen en hadden de avond ervoor sandwiches, kaas, tomaten, mayonaise en ketchup gekocht in de supermarkt) en hadden veel beziens met ons improvisoir ontbijt op de bankjes van het busstation (zie foto). Het werd een lange dag. Onze eindbestemming was Léon in Nicaragua en we moesten eerst de bus nemen naar Choluteca van daaruit de bus op naar een grensstadje (Guasaule) en daar dan uiteindelijk de bus naar Léon nemen. De eerste bus zou er vijf uur over doen en de zetels waren gewoon verschrikkelijk, precies of je constant een plank in je rug gespietst had. In Choluteca aangekomen een mini busje op richting grens. We waren nog niet goed en wel aangekomen aan de grens of het busje (dat nog steeds aan het rijden was) werd omzwermd door mannen die meeliepen met de bus en al lopend door de open ramen tientallen diensten aanboden of beter gezegd opdrongen. Voor we goed en wel uit het busje gestapt waren, lagen onze vier rugzakken al op twee fietstaxi’s en werden we langs alle kanten bestookt met voorstellen om geld te wisselen, terwijl sommige mannen zeiden dat we op de taxi moesten gaan zitten en anderen weer zeiden dat we dit beter niet deden en te midden van deze chaos moesten we proberen te converseren en te beslissen wat we gingen doen. We wilden liever wandelen naar de grensovergang, omdat we al de hele dag op de bus gezeten hadden, maar de man verzekerde ons dat het superver was en dat we echt niet wilden wandelen. Toen we toch aanstalten maakten van onze rugzakken te pakken tikte hij ons bijna op de vingers om te verijdelen dat we zouden ‘ontsnappen’ en ik moest mij bedwingen om niet kwaad te worden. Daar er echter nog tien andere kerels lang alle kanten voorstellen in onze oren riepen, besloten we gewoon op de taxi te gaan zitten en WEG, WEG, WEG van de zoemende massa. Het was best wel een grappig zicht en ik kreeg de slappe lach toen ik Chris en Chloé onder een felgekleurde parasol op hun rugzakken op en neer zag hobbelen, hotsend en totsend over de slechte weg (zie foto die zij van ons namen). Aan de grensovergang moesten we 10 dollar per persoon betalen, terwijl dit eigenlijk 6 pp moest zijn. We hadden geen dollars, dus vroegen we hoeveel het was in cordobas (de munteenheid van Nicaragua) waarop de beambte 380 op een papiertje krabbelde. Toen we dan uiteindelijk ons geld gewisseld hadden, wilde hij ineens de cordobas niet meer aannemen, hij wilde dollars en nog wat later was zijn prijs in cordobas ineens gestegen. Nog maar eens moeten duidelijk dat ze ons niet als domme toeristen moeten behandelen en op zo’n momenten ben ik echt blij dat ik het in ’t Spaans kan doen, da helpt echt veel. Pupla! Terug de fiets op, nu richting Guasaule waar de bus zou vertrekken. Het was natuurlijk helemaal niet zo ver als ze beweerd hadden en we waren precies op een boerderij-erf aangekomen. Tussen de geparkeerde chicken bussen liepen kippen, honden, katten, varkens en zelfs ezels en koeien en kinderen kris kras door elkaar. De mannen van de fietstaxi’s hadden ons gezegd dat we alleen een ‘propina’ (een fooi) moesten betalen voor de lift toen we gevraagd hadden hoeveel we zouden moeten betalen. Nu we waren aangekomen hadden ze natuurlijk wel een vast bedrag en dit was even hoog als de hele busreis richting Léon, veel te veel dus. We protesteerden en toen ze aandrongen wees ik hen erop dat ze ons bijna verplicht hadden van op de taxi’s te stappen en dat WIJ liever gewandeld hadden. De omstaanders begonnen allemaal te lachen, blijkbaar vonden ze het grappig dat we wilden wandelen, en de mannen dropen af. We hadden toch nóg het dubbele betaald van de gewoonlijke prijs bleek na een babbeltje met een vrouw op de bus…altijd hetzelfde liedje, wij zijn hier echt wandelende dollartekens.
De mensen zijn hier super vindingrijk. Deze keer was onze chickenbus uitgerust met een oude tv en dvd-speler die in een zelfgemaakt houten staketsel vooraan in de bus bevestigd waren (zie foto). Na een uur wachten, vertrok de bus en werd er een komedie afgespeeld waardoor de bus werd al snel werd gevuld met bulderende lachsalvo’s terwijl af en toe gestopt werd langs eetkraampjes en door de raampjes zakjes eten werden ingeruild voor wat cordobas.

Nicaragua, 14/1/2008, 4234 km afgelegd
Taal: Spaans
Munteenheid: Cordobas
Inwoners: 5,3 miljoen
Oppervlakte: 129 494 km²

We reden Nicaragua binnen door opvallend arme gebieden en zagen heel andere landschappen die we tot dan toe gewoon waren. We zagen in de verte een grote bosbrand die voor evenveel lichtpollutie zorgde als een grote stad en reden na twee uur eindelijk Léon binnen. Na in de taxi langs elke bancontact in de stad gereden te zijn en uiteindelijk één gevonden te hebben die functioneel was op naar de Via Via (weer van dezelfde Belgische keten als in Copán). Na de reis van 12 uur bus snakten we ernaar ons te kunnen neerploffen en ons vol te steken met eten. De Via Via zag er supergezellig uit en je kon er zelfs lekker eten, perfect dus! Het was echter weer hetzelfde liedje als in Copán…VOL! Aan de overkant van de straat was de Bigfoot al even charmant, maar ook vol…DAMN! Terug de taxi in dus en maar hopen dat een ander hostal dat de taxichauffeur wist zijn, zou meevallen. Na weer een stukje door de stad gereden te zijn, terwijl de prijs van de taxi al verdubbeld was, aangeklopt bij het volgende hostal...OOK VOL! We begonnen een beetje hopeloos te worden en ons humeur werd er niet beter op. Vierde keer goeie keer? En of! We werden vriendelijk onthaald in een niet zo speciaal hostal (dachten we) maar waren blij dat we onderdak gevonden hadden. ‘Lazybones’ was een nieuw hostal met nieuwe bedden en matrassen (yessss vannacht geen naar natte hond stinkend kussen!!!!), gratis internet, koffie en thee én EEN ZWEMBAD!!!!! En dat allemaal voor 7 euro pp/nacht. Ons grumpy humeur was onmiddellijk verdwenen en om het al helemaal goed te maken deden we ons tegoed aan een heerlijk avondmaal in de Via Via. Het was weer een vermoeiende maar geslaagde dag. De busreizen zijn een noodzakelijk kwaad, maar vaak ook de leukste stukjes van het reizen door alle fratsen die je meemaakt. De volgende dagen genoten we van onze oase van rust (’s morgens werd er klassieke en andere rustige muziek gespeeld aan het zwembad, eens iets anders dan de altijd abundante raggaton) en bezochten we Léon. De stad is duizend keer mooier dan zijn of haar broertje of zusje in het Noorden van Spanje…veel kleurrijke huisjes met schilderingen op de muren, levendige straatjes, veel gezellige barretjes en restaurantjes en vooral ook verschrikkelijk warm, veel warmer dan Honduras. De volgende dag wilden we (Chloé en ik) wat genieten van het zwembad en een boekje lezen, maar Chris kan echt niet stilzitten en dus na een voormiddagje luilekkeren dan toch maar op uitstap naar een soort vulkanische modderpoelen. Meer dan wat putten vol broebelende, hete modder waren het niet, maar de plaatselijke jeugd vergezelde ons en maakte er met hun vrolijk gejubel een leuk uitstapje van. Na drie nachten in ons superhostal trokken we richting Granada. Als deze stad er evenzeer in zou slagen zijn of haar Spaanse tegenhanger te overtreffen, zou ze echt wel heeeeel mooi moeten zijn. Niets was minder waar. Granada ligt aan Lago de Nicaragua (het enige zoetwatermeer met HAAIEN! ter wereld) en we verwachtten een soortelijk stadje als Léon, maar dan met de extra troef van het meer. We zouden verblijven in Hostal Oasis, een zusterhostal van Lazybones in Léon en verwachtten ons dus aan dezelfde luxe. Het hostal was echter niet half zo mooi en rustig en het zwembad was eerder een badkuip, tja we waren duidelijk verwend in Léon. In de stad hing een rare sfeer, ze miste de charme en het leven van Léon en bovendien liepen er rare figuren rond. Op de deur van het hostal hing ook een waarschuwing van ’s avonds niet alleen door de straten te lopen wat onze indruk er niet beter op maakte. We maakten de volgende dag een uitstap naar vulkaan Mombache (1345 m) om eindelijk eens een krater te kunnen zien…of toch niet? Er werd ons een prachtig zicht op de krater beloofd met op de achtergrond zicht op het meer en de kleine eilandjes. Eens een hoogte van een ±1000 m gepasseerd te hebben, reden we echter de mist in en die werd alleen maar dikker en dikker naarmate we verder reden over de supersteile weg. Boven aangekomen waren we precies in België beland. Onguur, grijs, koud regenweer en alles gehuld in de dikke mist. Het temperatuursverschil met beneden was ongelofelijk en we hadden natuurlijk geen truien of jassen bij, daar het in de stad misschien 35°C was. Toch maar aan de wandeling door het woud rond de krater begonnen en op de vele uitzichtplatformpjes op de witte mistmuur gekeken in plaats van naar het mooie uitzicht op de krater en het meer terwijl we bijna weggeblazen werden door de nogal snijdende wind (zie foto van ons vier). Na de wandeling moesten we nog een halfuur wachten voor de truck terug naar beneden vertrok. We wilden echter niet langer op de koude bergtop blijven wachten en besloten te voet naar beneden te gaan. De weg was echter zo steil, soms zelfs 40° denk ik, dat ik na drie dagen nog stijf was. De namiddag wat uitgerust en de stad nog een kans gegeven en een wandeling gemaakt om eindelijk het meer te kunnen aanschouwen. We hadden ons een diepblauw meer voorgesteld, maar het leek eerder de Noordzee…lichtbruin water en overal langs de oevers het gebruikelijke afval. Dat stoot mij hier telkens tegen de borst. De mensen hebben totaal geen respect voor de prachtige natuur en flessen, plastieken borden, zakjes, blikjes, etc. worden allemaal onverbiddelijk door de busraampjes naar buiten gegooid. Zo rijd je vaak door prachtige gebieden met schijnbaar ongerepte natuur, maar de weg wordt langs twee kanten afgeboord door stroken afval…Triestig! De stad had ons niet kunnen overtuigen, al had ze wel een mooie kathedraal een een aantal mooie straatjes, en we besloten de volgende dag reeds te vertrekken naar Ometepe (‘twee heuvels’), het grootste eiland ter wereld in een zoetwatermeer. Het eiland bestaat eigenlijk uit twee vulkanen die uit het meer oprijzen (zie foto plannetje). We namen de bus richting Rivas en daar stapten we over op de bus naar San Jorge en van daaruit een uur de boot op naar Ometepe. Daar aangekomen moesten we dan nog eens twee uur de bus op tot ‘El Encanto’ ons hostal op het eiland. Ik was meteen verkocht…We reden door prachtige groene dan weer dorre weidse landschappen, soms leek het zelfs of we in Afrika beland waren. Uiteindelijk zagen we het bord van ‘El Encanto’. We moesten nog 300 m wandelen door bos en kwamen daarna terecht in een sprookje. De huisjes stonden tussen perceeltjes met zelfgekweekte groenten en fruit, bomen, bloemen, helgroen gras en achter dit alles was er het zicht op het meer. Er waren nog maar twee bedden vrij voor die nacht, maar we wilden hier niet meer weg en er waren ook niet veel alternatieven, dus overtuigden we de eigenares (een Amerikaans/Australische die getrouwd was met een Nicaraguaan en met hem deze zaak was gestart) dat we best wel met twee een bed konden delen. Ze ging gelukkig akkoord en we nestelden ons met een pintje op het gezellige terrasje en speelden een spelletje ‘dubbele king’ (Birger die niet tegen zijn verlies kon, at de score op, haha, zie foto) waarna we ons tegoed deden aan redelijk Westers eten wat na twee maanden tortilla’s en nacho’s ook wel eens goed deed. We wilden hier misschien nog maar eens een vulkaan beklimmen en misschien fietsen huren en er was ook een soort bron waar je kon zwemmen, dus na een lekker ontbijt de volgende ochtend de wandeling aangegaan naar ‘Ojo de agua’. De wandeling alleen al was de moeite waard. Na anderhalf uur door mooie natuurlandschappen gewandeld te hebben en aan de ‘inkom’ 1 dollar betaald te hebben, moesten we nog door een maïsplantage en verwachtten we van om de hoek een prachtige natuurlijke bron te zien te krijgen. Ik grapte nog ‘sebiet is het weer een bron in de trend van de Fuentes Georginas’… het bleek waar te zijn. Het bronwater was ingedijkt in een bassin en kindjes vaarden met bootjes rond op het water dat wel kristalhelder was, maar wederom eerder aan Center Parcs deed denken dan aan een idyllische natuurlijke bron. We genoten niettemin van het heerlijke water en gingen daarna op zoek naar een plaats waar we fietsen konden huren. Naar huis teruggefietst na een deal gesloten te hebben met de eigenaar dat we de fietsen de volgende dag aan ons hostal mochten achterlaten in plaats van ze helemaal terug te brengen. De volgende dag nog wat rondgefietst en gezwommen in het meer, maar de laatste ferry terug naar het vasteland vertrok om 4 uur en we moesten dus al om 1 uur de bus nemen naar de haven. Ah ja ik zou het bijna nog vergeten, we zagen in de tuin van het hostal onze eerste levende slang in het wild. Het was een zwarte, niet-giftige (zei de eigenaar) slang (ik ben de naam vergeten) van een 2-tal meter denkik. We stonden er met een zevental mensen op te gapen en foto’s te nemen (zie foto, je moet goed kijken, ze is niet zo zichtbaar) toen de slang het beu werd en in beweging trad (SUPERSNEL trouwens). Het was of er een bom ontploft was… We liepen stuk voor stuk en tegen ons gezond verstand in (de man had ons verzekerd dat de slang niet giftig was) gillend en duwend weg en kwamen pas na een tiental meter nog steeds gillend (en het waren niet alleen meisjes) tot stilstand. HILARITEIT! Ik heb spijt dat ik het niet op film heb, het moet een heel grappig zicht geweest zijn…HAHA, ocharme die slang, waarschijnlijk de schrik van haar leven gehad! We hadden besloten van niet nog een derde nacht op Ometepe te blijven, omdat Chris en Chloé binnen een aantal dagen terug richting Guatemala moesten om hun vlucht naar Colombia te halen de 31ste januari en we nog wat dagen aan het strand wilden ‘chillen’ waar Chris ons zou leren surfen. Dit bleek weer maar eens aankomen in ‘Het Aards Paradijs’ (dat verveelt toch nooit) een camping/hostal (camping Matilda) op het witte zandstrand vlakbij het water en kei hoge golven (we hebben van de golven spijtig genoeg geen foto’s, hoe vreemd het ook mag lijken zijnde Mr .en Mrs. Fotofreak). Meteen het water in en in de hoogste golven die ik in mijn leven al heb meegemaakt gespeeld na onze zakken in ons ‘hondenhok’ (zie foto’s) te hebben achtergelaten. Er was hier op enkele huisjes en de camping na NIKS, dus ook geen restaurantjes, barretjes of winkels. Een keuken was er wel, maar je moest koken op vuur dat je zelf moest maken. Het leek ons dan leuker een vuur te maken op het strand en gingen inkopen doen in San Juan del sur (het dichstbijzijnde dorpje) om die avond woudloperskeuken te kunnen maken en eten te kopen voor de volgende drie dagen. We genoten van onze laatste dagjes en werden elke avond aan ons kampvuur vergezeld door ‘smokey feet’, een zotte hond die we zo gedoopt hadden, omdat hij door steeds naar gensters die uit het vuur sprongen te happen uiteindelijk met zijn poten IN het vuur terecht kwam…KAJIEEET!!! maar je moet niet denken dat hij daarna zijn les geleerd had hoor, neenee…hij bleef gelijk een bezetene naar de gensters springen en happen. De tweede dag wandelden we naar een ander strandje met betere ‘surfgolven’ en huurden daar een surfboard voor een dag. We waren echter nog maar tien minuten in het water of Birger kreeg het surfboard door een grote golf tegen zijn hoofd gekatapulteerd. Toen ik bovenkwam zag ik hem naar zijn hoofd grijpen en begreep dat hij de plank op zijn hoofd had gekregen, waar Chris ons voor gewaarschuwd had, maar ik dacht dat het niet zo erg was. Toen hij zijn handen echter van zijn hoofd weghaalde, hingen ze vol met bloed en al gauw gutste het bloed uit zijn hoofd. Heel zijn gezicht en borstkas werden nu overstroomd met bloed en hij kreeg nogal wat bekijks toen we het water uitkwamen… Hij werd meteen geholpen met een eerste hulp kit en er werd een hoofdverband rondgedaan. We moesten zo snel mogelijk naar het ‘ziekenhuis’, want hij had hechtingen nodig. Gemakkelijker gezegd dan gedaan wanneer je ‘the middle of nowhere’ zit. Pas anderhalf uur later eindelijk de laatste shuttle (er reden er drie per dag) naar San Juan del sur kunnen nemen en daar naar het ‘ziekenhuis’, dat gewoon een heel vuil kamertje bleek te zijn met twijfelachtige hygiëne. Omdat het al donker begon te worden, hadden we echter niet veel keuze en Birger werd dus onder handen genomen door de ‘butcher’ van dienst. Zes dikke vette zwarte hechtingen die volgens hem veel te hard aangetrokken waren (zie foto’s die ik btw van hem MOEST trekken voor jullie denken dat ik een masochist ben). We moesten zijn haar goed uitwassen en de volgende dag terugkomen voor een nieuw verband. Het zag er echter niet uit en we hoorden dat er een Amerikaanse dokter in een hotel in San Juan verbleef en trokken de volgende dag daar naartoe voor een tweede mening. Bleek dat ze zijden hechtingen gebruikt hadden die in Europa,USA, Canada,… verboden zijn en waarvan hier dus nog de overstock gebruikt wordt. Het ontsteekt naar het schijnt zeer snel en de raad van het haar te wassen had het alleen nog maar erger gemaakt, daar dit de kans op ontsteking verhoogt. Ze hadden hem dan ook nog eens de verkeerde antibiotica voorgeschreven. De dokter, een vrijwilliger die hier een dierenkliniek opgestart had voor mishandelde dieren (er zat o.a. een schildpad die door kinderen met een hamer bewerkt was), maar ook een diploma had voor assistentie bij operaties of zoiets, haalde de slecht geplaatste hechtingen er terug uit en dichtte de wond met een soort Bio-secondelijm. Drie dagen niet douchen of zwemmen en dan zou Birger terug als nieuw zijn… Al maar goed dat hij ons verder geholpen had, anders had Birger voor de rest van zijn leven een zoals de dokter het noemde ‘Frankenstein litteken’ gehad. Hij vertelde ons ook nog dat zijn voorraden allemaal donaties waren van Canadese en Amerikaanse ziekenhuizen en dat hij vorige week nog voor 4000 dollar aan instrumenten, ontsmettingsmiddelen, goede hechtdraad en dergelijke aan het ziekenhuis had gegeven, dat ze dus blijkbaar doorverkopen in plaats van het te gebruiken…dit is al bij al een derde wereld land! Hij vroeg ons geen geld (het ziekenhuis van de vorige dag was ook gratis), maar we schonken 20 dollar voor zijn kliniek, dat was het minste dat we konden doen… Al bij al dus een geluk bij een ongeluk, maar met het surfen was het dus tijdelijk gedaan. Hopelijk hebben we in Costa Rica meer geluk! We zitten nu nog voor een dagje in San Juan zelf en hebben juist afscheid genomen van de ‘Kanguru’s’…en toen waren ze nog met twee! Terug met zijn tweetjes dus, maar binnen tien dagen hebben we alweer bezoek. We genieten hier nog wat van het strand en van het stadje en trekken dan verder naar Costa Rica voor weer maar eens een nieuw hoofdstuk!

Veel groetjes en kussen
Sofe en Bielghiel (beste poging van de Kanguru’s om ‘Birger’ uit te spreken) wat ze dan omvormden tot het gemakkelijkere maar niet zo mooie Billy wat later zelfs plagerig Billy Jean werd… :o)

P.S. We hebben ook wat foto's uitgewisseld, dus ze zitten niet echt altijd op volgorde, de eerste foto's zijn bijvoorbeeld van de feestsavond in Utila...


vrijdag 4 januari 2008

Kerst, oud, nieuw en een vulkaan of vier

Ik ga beginnen met iedereen een heel gelukkig Nieuwjaar te wensen en dat al jullie dromen ook mogen uitkomen ;op!!!!!

(Onze verdere reisroute staat op het kaartje in het blauw gekleurd, door erop te klikken kan je het vergroten)

Ik moet de draad terug oppikken in Flores vanwaar we terug zouden vertrekken naar Mexico. We namen voor de eerste keer de ‘chicken bus’ oftewel kiekebus. Waarom deze bussen zo genoemd worden weet ik niet, maar ik veronderstel dat het iets te maken heeft met kiekens op een stok of misschien zelfs met legbatterijen…er wordt namelijk gepropt tot er zelfs geen vlieg meer bij kan! Het zijn de typische oude Amerikaans ‘School busses’ die hier volgens de Guatemalteekse gewoonte hun saaie oranje kleur inwisselen voor alle kleuren van de regenboog en zo dus omgedoopt worden tot chicken bus. Het is de goedkoopste manier van reizen en voor ons dus ideaal…We zaten als enige toeristen op de bus van Flores naar La teknica en staken bijgevolg als twee grote loebassen boven al die kleine mensjes uit. De mensen zijn hier supervriendelijk en we hebben ons nog geen moment onveilig gevoeld. Het enige minpunt is wel dat we een beetje ongerust waren dat onze bagage uit de kofferruimte genomen zou worden, omdat we dat niet echt in ‘t oog konden houden. De ‘conducteurs’ van die bussen blijken echter heel goed te onthouden wat van wie is en tot nu toe hebben we dus nog geen problemen van die aard gehad(in Mexico waren we nog zo moedig van elke keer onze rugzakken vast te binden aan de kofferruimte, maar dat hebben we ondertussen ook al opgegeven). We stapten dus niet af in Bethel maar reden verder naar La teknica om daar de natuurlijke grens tussen Guatemala en Mexico over te steken per ‘lancha’, oftwel een uit de kluiten gewassen kano. Na de oversteek meteen terug de boot op om weer maar eens een Maya site te bezoeken. Deze keer met een wederom onuitspreekbare (maar we worden er goed in) naam: Yaxchilan. Deze was enkel te bereiken via boot en helemaal ingesloten door jungle. We deelden een bootje met een ouder Canadees koppel en Thomas, een uit Arizona naar Mexico geëmigreerde Amerikaan. Hij sprak Spaans, maar met een ongelofelijk Amerikaans accent (poowdeejmos towmajr uwna lawncha chwuntosj)…en dan maar afgeven op de ‘gringos’ toch wel een beetje een raar effect. Het was wederom een prachtige site, al was het deze keer toch wel echt de omringende natuur die ons het meest kon boeien. Toekans, parasolmieren, sprinkhanen, krokodillen, leguanen, oeroude bomen met gigantische plankwortels, een nog gigantischere vieze scorpioenspin (zie foto die ik zonder twijfel niet getrokken heb) en tot onze grote verrukking een familie lunchende black howlers (zwarte brulapen). Ik was dan weer wél de persoon die hier de de vlijtige toerist uithing en tot Birgers grote irritatie een slordige 250 foto’s van de apen trok, haha! Maar maak jullie geen zorgen, ik heb er maar een tiental geselecteerd voor de blog en achteraf een 150 tal toch maar gewist ;o) Thomas woonde in San Cristobal de las Casas en nodigde ons uit op een kerstfeestje bij een vriendin van hem. Na afscheid genomen te hebben namen we de bus richting Palenque, JEP alweer een ruïne. We kregen van de Canadezen nog de tip naar ‘Jungle Palace’ te zoeken, een huttencomplex-hostel vlakbij de ruïnes. We volgden hun wijze grijze raad op en werden niet ontgoocheld. Een tot de verbeelding sprekende verzameling van junglehutjes gelokaliseerd aan een kabbelend riviertje met een aantal gezellige restaurantjes en de bijhorende buitenlandse hippies die hun kost hier verdienen met het verkopen van juweeltjes aan het driedubbele van de prijs waaraan de autochtonen ze aanbieden. Hier weer maar eens lekker gegeten (fajitas, njammie!) en daarna lekker vermoeid onder ons muskietennet gekropen en zalig in slaap gevallen met op de achtergrond de vele ondefinieerbare junglegeluiden. De volgende dag niet vroeg eruit, maar eens lekker uitgeslapen (ik dacht dat even dat ik het verleerd was), maar pas op uitslapen betekent hier om tien uur eruit hoor… Het stadje zelf bezocht, en geïnformeerd naar de vertrekuren van de bussen richting San Cristobal, waar we kerst zouden vieren. In de namiddag de ‘entrada’ betaald van de zoveelste site en ons schrap gezet voor de beklimming van weer maar eens een aantal piramides…SJOEF! Ik dacht even dat ik het beu zou zijn, al die oude stenen, maar toen ik binnenwandelde was ik toch weer meteen verkocht. Prachtige site omringd door mistwouden en de bijhorende junglegeluiden. De black howler liet zich ons hele bezoek door horen, maar we kregen er deze keer geen te zien… Op de top van één van de vele piramides maakten we onszelf een lekkere snack en vroegen ons af hoelang iemand in godsnaam aan 1 stuk door kan "yoga-en". Op de piramide tegenover ons stond er namelijk al sinds onze aankomst op de site een hippie-meisje de groet aan de zon te brengen en weet ik wat nog allemaal meer. Na een aantal uur te voet teruggekeerd richting Jungle Palace en op de weg een paar zotte Fransmannen gepasseerd die koste wat kost een vrucht uit een boom wilden plukken (zie foto). Weer maar eens heerlijk gegeten (dat zal mij nooit gaan vervelen) met een live bandje op de achtergrond. Op de voorgrond begon onze hippie-yoga-vriendin, die we herkenden omdat we er tenslotte heel onze lunchpauze op hadden zitten staren, een vrolijke, fladderende huppeldepuppeldans uit te voeren. Je zou bijna vergeten dat er ook nog miserie is in de wereld (o: Na een aantal pintjes onze hut terug in en volgende dag dus de bustrip richting San Cristobal. Het chicken bus systeem bestaat hier niet, maar je hebt ongelofelijk veel verschillende maatschappijen en we betaalden 4 keer minder als de eerste klas bussen, maar kregen toch een superdeluxebus met twee nieuwe films (in het Engels dan nog wel), waardoor de zes uur rijden voorbij waren voor we het wisten.



Mexico, 22/12/2007, 2341 km afgelegd
Taal: Spaans en Maya dialecten
Inwoners: 107 miljoen
Oppervlakte: 1.9 miljoen km²


Aangekomen in San Cristobal richting Hostal del Mundo en daarna een eerste blik op onze kerstbestemming. Heel gezellig koloniaal bergstadje (2163 m) met talrijke kleurrijke huisjes, een prachtige geel-rode kathedraal en overvloedig veel kerstversiering. YES! We waren hierheen gekomen om Kerst toch een beetje in een traditionele sfeer te kunnen vieren, wat voor ons wil zeggen: niet op een strand naast een versierde palmboom. We kregen hier dan ook exact wat we zochten. Overal stonden opblaasbare kerstmannen, arrensleeen en sneeumannetjes, terwijl de mensen hier waarschijnlijk nog nooit echt sneeuw gezien hebben en 's avonds was alles versierd met sfeervolle kerstverlichting. In de dag was het hier weliswaar warmer als menig Belgische zomerdag, maar ’s nachts koelde het hier algauw af tot 5 ° C….brrrrrrrrrr KOUD! We moesten toch effie terug acclimatiseren en meteen afdingen op een aantal winterattributen op de kleurrijke marktjes waar kleine indianenvrouwtjes in traditionele kledij (en met vieze voeten, zie foto) poncho’s, sjaals, hoedjes, mutsen, handschoentjes en nog veel meer moois te koop aanboden. Je ziet hier kleine meisjes van misschien nog geen zes jaar met een draagzak op hun rug waarin een jonger broertje of zusje een dutje doet. Superschattig, maar soms ook wel een beetje zielig. We werden ook voortdurend aangeklampt door Mayameisjes en –vrouwtjes die armbandjes en riemen wilden verkopen en deden twee kleine meisjes dan ook een plezier, dachten we, door van elk meisje vijf armbandjes te kopen… Nu hadden ze echter geld geroken en ze lieten ons niet meer met rust. Door hun aanwezigheid aan ons terrastafeltje roken andere meisjes ook prooi en algauw waren we omringd door een horde meisjes die allemaal door elkaar…’compralo, compralo, compralo’ opdreunden…redelijk intimiderend, maar we hebben niet toegegeven! (o: In de hoofdstraat zagen we reclame voor het theaterstuk ‘Palenque Rojo’. Een stuk over de geschiedenis van Palenque, gesproken in Maya taal. Er was die avond een voorstelling en we besloten tot mijn grote blijdschap kaartjes te kopen voor die avond…Joepieee, naar het toneel! Na een geslaagd doch goedkoop pre-kerstavond-dineetje dus richting theaterzaal. We hadden de goedkoopste plaatsen gekocht dus zaten redelijk ver vanachter, maar dit was niet zo erg want de acteurs gebruikten de hele zaal als podium. Als echte indianen sprongen ze van balustrades en slingerden ze aan lianen uit den decor begeleid door live tromgeroffel en andere indianeninstrumenten. De kostuums waren gewoonweg prachtig. Onze bezoeken aan de vele Maya sites kregen voor mij deze avond zoveel meer diepgang. De impressionante hoofdtooien in de vorm van dierengezichten, versierd met ontelbare kleurrijke veren en rammelende kralen gaven mij even het gevoel dat ik in een teletijdsmachine gestapt was en even kon meekijken hoe de machtige Maya’s vroeger hun steden moeten gezien hebben. Majestueuze steden vol goddelijke verschijningen en kleurrijke piramides waar de hoop grijze stenen van het heden nog maar een flauwe afspiegeling van zijn. Het stuk handelde over de ontvoering en ontsnapping van één van de machtigste koningen van Palenque door krijgers van een andere machtige Maya stad. Op een bepaald moment gaat hij in trance na zelfkastijding en daalt hij af naar de onderwereld waar hij de god van de onderwereld ontmoet. Deze god werd voorgesteld aan de hand van een fantastisch kostuum. Een man in zwarte kleren was met stokken met handen en voeten verbonden met de handen en voeten van een viermeter hoog kostuum van een geraamte, op zijn hoofd droeg hij de romp van het skelet. Door met zijn handen, voeten en hoofd te bewegen bewoog het skelet zoals een echte persoon…ik vond dit een ongelofelijk theaterattribuut. Ook de dierenkostuums van krokodillen, jaguars, vogels en everzwijnen waren super realistisch en de acteurs hadden de dieren duidelijk goed bestudeerd, want ze bewogen en reageerden net zoals het dier dat ze uitbeeldden. Ik vond het echt elke peso waard. Ik zou het jullie aanraden, maar de afstand is misschien toch wat groot :o) De volgende dag was kerstavond en we belden onze vriend Thomas op om te horen of we nog steeds welkom waren. Het feestje bleek echter pas de volgende dag te zijn, op kerstdag dus. De dag doorgebracht met wat cadeautjes te kopen voor elkaar op de gezellige marktjes waar je echt urenlang kan ronddwalen en afwisselend genieten en walgen (afhankelijk van de afdeling) van de mix van geuren en kleuren (zie foto’s kruiden en fruit vs. koeienkop) en tegen vier uur richting hostal gekeerd, waar we even meegenoten van het kerstfeest in Merksem en zelfs meequizzten via de webcam…tof! Die avond op zoek naar een lekker gezellig restaurantje om onze eerste kerstavond ooit alleen door te brengen en ons eens lekker te verwennen op een avond zonder budget. Lang gezocht, maar het was een schot in de roos…Lekkere cocktails (2 voor 1), een heerlijk voorgerechtje (cocktail van scampi’s met mango, avocado, tomaat, kokos, limoen en zelfgemaakte nacho’s) gevolgd door een al even heerlijk hoofdgerecht (visfilet in een spinazieblad met geitenkaas en habanerosaus en repen gebakken tortilla) vergezeld door een lekker Chileens wit wijntje. Buikje vol, baasje blij! We maakten nog een lange wandeling en genoten van de kerstsfeer die in de straten hing en uit de feestelijke huiskamers door de ramen naar buiten straalde en lachten mee met de kindjes die in elke straat aan kleine vuurtjes bommetjes en vuurpijlen afschoten, maar kozen het hazenpad toen ze begonnen vuurpijltjes op ons te richten :o) Kerstdag sliepen we lang uit (toch een beetje te veel gedronken) en hadden we een webcam sessie met Herentals. ’s Avonds waren we te moe en te katerig om naar het kerstfeestje van Thomas te trekken en we lieten de fles schuimwijn, die we voor het feestje gekocht hadden, de volgende morgen achter voor het personeel van het hostel met de boodschap ‘Feliz Navidad’. Onze goede daad voor de dag was weer gesteld. We hadden een shuttle gereserveerd om terug naar Guatemala te reizen, omdat we per bus drie keer zouden moeten overstappen en dit niet zo heel veel goedkoper zou uitkomen. Toch niet zo een goede beslissing, want ook hier werd het gezegde ‘Hoe meer zielen hoe meer vreugd’ met veel plezier nageleefd. We werden opeen gepropt in een minibusje en toen we dachten dat er ECHT niemand meer bij kon, moesten er nog twee Hollanders bij…ASJEMENOU!!! Birger zat niet alleen met zijn knieën bijna tegen zijn kin en tegen de bank voor hem geplet, maar ook nog is met zijn hoofd tegen het plafond. Een chickenbus is er een luxevehikel tegen! Tot onze verbazing moesten we ook drie keer overstappen en de laatste keer zelfs gewoon in een aantal personenwagens, die duidelijk ook op minder volk voorzien waren, plaatsnemen. Och ja, het belangrijkste was dat we tegen drie uur ’s middags (we waren om 7 uur 's morgens vertrokken) EINDELIJK in Quetzaltenango (Xela in de volksmond), ook een koloniaal bergdorpje (2335 m), aankwamen.


Guatemala, 26/12/2007, 2665 km afgelegd
Taal: Spaans en Maya

Munteenheid: Quetzal
Inwoners: 11,2 miljoen
Oppervlakte: 109 000 km²



Hostal Don Diego gelokaliseerd en meteen op zoek naar een kraampje om 't één of 't ander te eten. Spijtig genoeg hadden ze hier niet de maïskolven met mayonaise, kaas en salsa waar ik in Mexico zowat verslaafd aan geraakt was, maar we aten toch lekker ons buikje rond. De volgende dag wilden we de ‘fuentes de georginas’ bezoeken, een aantal natuurlijke warmwaterbaden die tot een 50° C opgewarmd worden door het ontsnappen van warme gassen afkomstig uit het diepste van de aarde. We namen de chickenbus en daarna een truck naar boven. Die laatste rit in de laadbak van de truck was eigenlijk het hoogtepunt van het bezoek. We werden getrakteerd op prachtige vergezichten over de bergachtige mistwouden afgewisseld met lappendekens van akkers die bewerkt werden door vrouwen en kinderen… maar ondertussen vroor onze poep er wel af. Geen nood, aangekomen aan de warmwaterbaden zouden we ze meteen terug kunnen ontdooien. Viel wel een beetje tegen toen we daar aankwamen. We hadden ons vele idyllische natuurlijke warmwaterbadjes op een heuvelrug in het mistwoud ingebeeld, maar kwamen aan in een oord dat eerder leek op een overbevolkte center parcs. Drie kunstmatig gevormde bassins van dampend heet water vol mensen, wel in een mooi omringend landschap al was het aanpalende restaurantje er wat te veel aan. Het was wel een grappig zicht. Al die mensen buiten het water in de dikke mist gehuld in jassen, mutsen en sjaals en dan daarnaast mensen in badpak die zaten te puffen van de hitte. Het was zalig om met ons bevroren lijf in het warme water te stappen, voor Birger veeeeeel te warm, maar ik had het na een tiental minuten toch ook wel gezien….zo verschrikkelijk heet…en ik ben al niet echt een ‘bad’ persoon. De laatste zes jaar misschien twee keer in bad gegaan en dat is waarschijnlijk nog overdreven. Eens uit het water kreeg ik last van een te lage bloeddruk van het plotse temperatuurverschil denk ik (ofwel was het al een voorbode wat later zou komen) en viel ik bijna flauw, dus de pret was er wel af…Na terug bij positieven gekomen te zijn waren we terug twee ijsblokken en besloten we maar te voet naar beneden te gaan om het terug warm te krijgen. Na een halfuur stappen was dit doel bereikt en na bij een aantal holtes stilgestaan te hebben waar je het H2S gas gewoon uit de rotsen zag en vooral rook (geur van rotte eieren of ook wel de geur van een ‘scheetje’ van Birger) sissen en een zoveelste truck ons een taxi aanbood, toch maar toegehapt en terug door het prachtige mysterieuze mistige landschap afgedaald naar de bewoonde (zonnige) wereld. Terug de chicken bus op richting Xela en gaan betalen voor onze trip van die zaterdag. We zouden de vulkaan Tajumulco (4220 m) gaan beklimmen, een niet actieve vulkaan, maar wel de hoogste berg van Midden-Amerika. We zouden een dag klimmen, overnachten op de vulkaan, de volgende ochtend vroeg opstaan voor de zonsopgang en dan terug naar beneden wandelen. We verlekkerden ons al op dit tripje en kuierden de volgende dag dus noodgedwongen nog een dagje extra door Xela, omdat de trips enkel op zaterdag doorgingen. Het lot oftewel één of andere bacterie besliste er echter anders over. Tegen de middag voelde ik mij al niet meer zo goed en na onze proviand voor de vulkaan te beklimmen gekocht te hebben en een heerlijk zelfgemaakt slaatje verorberd te hebben, was het gedaan met de pret. Slaatje er terug uit en dan had mijn maag na vier uur NOG niet door dat er niets meer over was om buiten te gooien. Birger had ook een brubbelbad in zijn buik, maar hield het op een turista, die had dus meer geluk. De hele verdere dag dus in bed gelegen en onze vulkaantrip van de volgende dag op onze pruttelende buik kunnen schrijven. We kregen op de koop toe nog geen 50% van ons geld terug, vijftig euro in de vuilbak! Verdorie! We weten niet waarvan we het gekregen hebben, misschien van één van de kraampjes, maar we eten vaak aan de kraampjes, dus waarschijnlijk gewoon pech gehad. De dag erna nog een dagje uitgeziekt. Gelukkig was er internet in het hostal en hadden we op één van de vele marktjes voor een spotprijs een paar films gekocht waar we nu dus zoet mee waren. De volgende dag was het al 30 december en dus met slappe benen de bus op richting Lago de Atitlan, een meer omringd door bergkammen en vulkanen, waar we oudjaar zouden doorbrengen. Het begon al goed, voor elk dorpje binnen te rijden moest de bus over een aantal ‘snelheidsheuvels’, ik zou ze eerder de naam snelheidsmuren geven, maar kom. We veerden elke keer 30 cm van onze volgepropte bank als we er weer eens eentje passeerden. Op de gewone route was er een vrachtwagen gekanteld, dus moest de bus een alternatieve route nemen. Joepieeee! Geen snelheidsheuvels meer…hmmmm ja maar ‘alternatief’ was dan toch echt wel in de breedste zin van het woord….OH MY GOD! De volgestouwde bus moest zich over een hobbelig stoffig zandpad vol putten en gaten naast meterdiepe afgronden een weg banen naar beneden. We werden als het ware dooreen gerammeld, ironisch genoeg terwijl Elvis Crespo’s ‘Suavementeeee…!’ (= zachtjesaan!) door de boxen schalde. Zelfs de locals waren er duidelijk niet heel gerust in en toen we eindelijk terug op de gewone weg kwamen, wilde de chauffeur blijkbaar de verloren tijd inhalen en begon hij als een gek door de bochten te scheuren. Wat een belevenissen toch die bustochten hier! Ik was blij toen we van die bus af waren, al was het minibusje waar we toen opmoesten voor het laatste stuk route weer een nieuwe mop. Een particulier minibusje met maximum plaats voor tien personen wordt pas als volzet beschouwd als er, en ik heb geteld, 27 man ingepropt zit (zie foto), echt ongelofelijk maar waar! Gelukkig voelden we ons al veel beter, anders hadden we deze ritten niet zonder ongelukken overleefd denk ik. Aankomen in San Pedro was zaaaalig! Een heerlijk gezellig hippiedorpje aan de rand van het meer met supersmalle zandstraatjes en overal muziek op straat en veel cafeetjes en restaurantjes. We wisten het meteen, we hadden een goede keuze gemaakt om oudjaar hier door te brengen. Er hing wel een geur van rottend hooi rond ons hostal, maar dit kwam bij nader inzien van de pelinstallatie voor koffiebonen recht tegenover onze deur (zie foto). De pellen van de koffie bleven liggen en begonnen dus waarschijnlijk te rotten, wat de niet zo aangename geur verklaarde, maar kom voor 5 euro (voor ons 2) per nacht ga je niet klagen…Na een toch nog niet zo heel welkom eerste avondmaal en een potje canasta ons beddeke in voor de voorlaatste nacht van 2007. We besloten de laatste dag van 2007 te vullen met een kajaktochtje over het meer. Supertof en redelijk hoge golven midden op het meer…jippppieeee! We waren duidelijk genezen! Een tijdje aan een strandje aan de overkant van het meer gezeten en gevloekt op Birger die na mijn verwoedde roeipogingen tegen de stroom in met twee peddels in mijn handen en een fototoestel dat droog moest blijven toch maar besliste van niet van een hoge rots in het water te springen, wat mijn gezwoeg om er een foto van te trekken dus overbodig maakte. Hij sprong tot mijn opluchting dan toch van een lagere rots en ik kon dan toch nog (een minder spectaculaire weliswaar) foto nemen. Na via de webcam samen met Merksem en Gent afgeteld te hebben tot jullie nieuwe jaar, hadden wij nog zes uur te goed in het oude jaar en dus op zoek naar een geschikt restaurantje om nog maar eens een budgetloze avond in door te brengen. Het werd een gezellig binnentuintje met een Hollandse oberes. We deelden onze tafel met twee Canadese meisjes en aten niet, maar ‘vraten’. Onze straat was ondertussen omgetoverd tot een heus straatfeest. Er stond een podium met boxen en heel de straat stond vol met dansende mensen. Genoten van de sfeer en het nieuwe jaar ingegaan op een oorverdovend alles wekkend gedreun van bommetjes, vuurpijlen, strijkers, voetzoekers en vuurwerk, niet alleen vanuit San Pedro maar vanuit alle dorpjes rond het meer. We trokken nog naar een feestje, waar met vuur gespeeld werd en hielden het om vier uur reeds voor bekeken. We waren doodop en klaar voor een eerste dodo’ke in 2008. Toen we aankwamen in ons hostel dacht ik even dat een grapjas twee stroppen voor onze deur gehangen had (zie foto), maar Birger stelde mij gerust dat het de koorden waren waar de hangmatten overdag aan opgehangen worden…toch even creepy! De volgende dag de boot op richting San Marcos, een nog groter hippie dorpje aan de overkant van het meer. Superrustig dachten we, tot de avond viel en de aanwezige yoga goeroes één of andere zang begonnen uit te kwelen. We dachten eerst echt even dat er iemand heel vals karaoke aan het zingen was, toen er daarna echter nog één en daarna nog één haar kweek begon open te trekken begon het ons te dagen dat het waarschijnlijk iets met yoga te maken had, daar dit dorpje hiervoor bekend is. Volgende morgen alweer de boot op. Het waren superhoge golven die dag, maar de kapitein had dezelfde allures als de chicken bus chauffeur van drie dagen eerder en de boot bonkte op elke golf in tegen een razende snelheid. Tegen dat we Panajachel bereikt hadden, waar we de bus richting Antigua zouden nemen, was iedereen KLETSnat! Terug proppen geblazen op de bus richting Chichi…en nog iets, en van daaruit weer een andere bus op richting Antigua. Het is in ons hostal in Antigua dat ik deze tekst typ. We hebben vandaag onze gecancelde trip naar de vulkaan Tajumulco van een week geleden goed gemaakt. Beter zelfs, we hebben vandaag de Pacaya (2600m) beklommen. Eén van de drie nog actieve vulkanen van Guatemala. We moesten eerst een klim van 3,5 km doen tegen een supertempo...amai ik heb ECHT GEEN CONDITIE! (zie foto "is het nog ver?") Maar echt een superervaring van marshmallows te roosteren boven het gloeiend hete magma terwijl je zolen bijna wegsmelten door de hitte die zich door het gestolde gesteente een weg naar boven zoekt. Het was hier superkoud en tegelijk superheet. De wind joeg onguur rond onze oren terwijl de hitte in ons gezicht sloeg. Echt prachtig het magma dat door spleten in de vulkaan zachtjes naar buiten wordt gespuwd en als een gloeiend hete pasta de berg afstroomt om lager te stollen tot een superscherp zwart lavagesteente. De echte krater kregen we niet te zien, wegens te gevaarlijk voor het moment, maar we genoten van het zicht op de drie ander vulkanen, waarvan 1 eveneens actief en voor we het wisten was de gids al terug aan de afdaling begonnen. Een beetje te snel naar onze goesting, maar het stuk tocht over de gestolde lavasteen (om tot bij de lava te komen) kan je inderdaad best bij daglicht doen. Er is namelijk bijna acrobatie vereist om over de vlijmscherpe, hete, grillige rotsen te klimmen en niet omvergeblazen te worden in een gloeiende lava door de ijskoude wind. Op de bus terug zagen we boven de lichtjes van Guatemala City de gloeiende top van de vulkaan uitsteken en de drie grote lavastromen vormden van ver precies de M van Mc Donalds…zitten die Amerikanen hier nu ook al achter? Goeie reclame, dat wel! We zijn nu dus veilig terug aangekomen in Antigua. Antigua wordt trouwens bestempeld als één van de mooiste stadjes van Guatemala, maar ik vond het eerder een flauw afkooksel van San Cristobal. Alle koloniale bergstadjes trekken natuurlijk op elkaar, maar ik vond San Cristobal toch net een beetje sfeervoller en authentieker. Je hebt hier in Antigua namelijk meer kans van een Amerikaan tegen het lijf te lopen dan een Guatemalteek. Het bulkt hier dan ook van de ‘Spaanse’ scholen en de restaurantjes zijn hier eerder Westers. Niet alleen de inrichting en de kaart, maar ook de prijzen. Gisterenavond zaten we heel de avond zonder elektriciteit en moesten we dus met de pillamp door de straten en dineren bij kaarslicht. Eigenlijk heel gezellig en bijna teleurstellend toen de lichten terug aansprongen…



Morgen moeten we Guatemala alweer achter ons laten en inruilen voor Honduras. We moeten tegen 7 februari namelijk in Costa Rica zijn voor weer eens een bezoekje vanuit het Belgenlandje. We laten het koudere bergklimaat dus achter ons en trekken terug naar een warmer, tropisch klimaat... We kijken er naar uit de dikke truien terug onderaan in de rugzak te kunnen steken!

Dikke kussen van Sophie en een binnen negen minuten (och eigenlijk al veel langer, want hij is in België geboren) jarige Birger (deze keer correct, omdat iemand het hier van de eerste keer redelijk goed kon uitspreken…HALELUJAH!!!!!)