zondag 10 augustus 2008

Bolivië, land van extremen...

Bolivie, 21/5/2008, 22 582 km afgelegd
Taal: Spaans, Aymara, Quechua, Guarani
Munteenheid: Bolivianos
Inwoners: 8,8 miljoen
Oppervlakte: 1 098 580 km²

Ik heb mij weer niet echt aan mijn belofte gehouden en de Boliviaanse editie van ons ‘maandblad’ weer veel lang aan de kant laten liggen, maar beter laat dan nooit zeker? Nu zet ik mij er dus aan op het moment dat we Peru reeds bijna achter ons laten.

Zoals ik mijn vorige verhaal beëindigde met het boeken van een tour naar Bolivia met als hoogtepunt de grootste zoutvlaktes ter wereld, pik ik terug in bij het begin van deze tour. We vertrokken ’s morgens vroeg uit het nog slaperige San Atacama met een caravaan van drie jeeps. Na een uurtje rijden zouden we de grens tussen Chili en Bolivia oversteken, een klein gebouwtje in het midden van de woestijn met het opschrift ‘Migracion Bolivia’ zou het wel wezen zeker? Er was zelfs een hefboom!!! (al kon je er wel gewoon omheen rijden, ‘t is ‘t gedacht dat telt zeker, hehe!) Ergens onderweg stopten we bij een warmwaterbron en pelden daar ironisch genoeg (het was echt wel kouuuud buiten) al onze warme lagen van onze lijven om ze te vervangen door bikini’s en zwembroeken. Het water was heerlijk warm en de omgeving was gewoonweg prachtig. Na hier geluncht te hebben terug de jeep in voor meer moois. We passeerden La Laguna colorada en La Laguna azul, reden door adembenemende (daar zat de hoogte ook wel voor iets tussen) landschappen en eindigden ’s avonds bij la Laguna roja, die door de aanwezigheid van rode algen haar kleur en bijgevolg naam verwerft. Normaal kan je hier grote groepen flamingo’s spotten, maar doordat het in deze periode van het jaar te koud is, waren er bijna geen flamingo’s meer… (hetzelfde verhaal als de pinguïns in Patagonia) spijtig, maar nog steeds mooi. We konden de flamingo’s ook geen ongelijk geven, het was hier echt wel IJSKOUD!!!! Soms moest je even checken of je nu op sneeuw of zout aan het wandelen was… Onze eerste overnachting was op één van de hoogvlaktes in een gebouw vergelijkbaar met een scoutslokaal en we voelden, eens uit de auto, al snel de significante invloed van de hoogte op onze lichamen. We zouden hier op bijna 5000 meter overnachten en dat stijgt letterlijk naar uwe kop! Barstende hoofdpijn en duizeligheid…toch maar even vragen naar een zakje Coca blaadjes... Voor tien bolivianos (80 eurocent) konden we een goed gevuld zakje kopen en we begonnen ons dus maar te goed te doen aan de beruchte blaadjes… Je steekt een aantal blaadjes samen met een beetje samengeperste plantenassen (die zorgen ervoor dat de alkaloïden beter vrijkomen) gelijk een hamster in je kaak en je speeksel maakt dan constant een soort ‘thee’ van het geheel die je dan constant binnenkrijgt. Het smaakt niet echt super (en de blaadjes ruiken eerlijk gezegd een beetje naar stinkvoeten), maar het helpt wel, dus hamsteren maar! Die nacht zakten de temperaturen tot een -15 à -20°C en in ons kamertje zonder venster (het raam was dichtgeplakt met een laken!!!) hadden we het zelfs met al onze kleren aan, een slaapzak en een stuk of zeven dikke dekens NOG koud! ’s Morgens was mijn 2 liter waterfles die ik in de jeep had laten liggen volledig bevroren…jawadde!!! We vertrokken redelijk vroeg en zagen die dag geysers (precies ondergrondse stoomlocomotieven die aan het werk waren), stomend hete pruttelende modderpoelen, el arbol del piedra (=de boom van steen), een rotsformatie die door winderosie omgevormd was in een opmerkelijke vorm, 400 jaar oude mosbollen en kruisten ook de spoorlijnen van de interamerica railway (een spoor dat naar de oneindigheid leek te leiden) en zagen vreemd genoeg nog redelijk veel leven op deze uitgestrekte, droge en koude vlaktes zoals vossen, lama’s, guanaco’s (soort lama) en schapen. We hadden een paar keer motorpech, maar dan kwam Clementje (onze gids) wel in actie om een band te vervangen of een plastic zakje tevoorschijn te toveren uit de ‘turbuditor’ of zoiets :o) De tweede nacht was de koud minder verlammend en de hoogte minder drukkend en dus speelden we met onze reisgenoten wat kaartspelletjes bij een glaasje wijn voor we ons in onze zouten kamer (zie foto van slapende Sophie) te slapen legden (het hele hotel was gebouwd uit ‘zoutblokken’ afkomstig van de nabijgelegen zoutvlaktes van Uyuni). Als je je tong uitstak kon je echt het zout in de lucht proeven…heel vreemd. De volgende dag zouden we landen op een volledige andere planeet (al is slapen in een zouten hotel ook al wel redelijk wizard of oz-achtig) en volledig weggeblazen worden door a whole lot of salt!!!

We reden redelijk snel na het ontbijt het begin van ‘el salar’ op en kregen van onze gids Clemente (een grappig oud verrimpeld boliviaans manneke) een uitleg over het ontstaan van deze witte vlakte die zich verder dan onze ogen reikten, uitstrekte. Miljoenen jaren geleden was dit een meer. Als je een gat groef, kwam je nog steeds redelijk snel aan water, wat ook vreemd was, omdat de lucht hier zo kurkdroog aanvoelde (mijn huid was na deze trip ook een woestijn en zelfs Birger vroeg naar ‘Libello’, zijn versie van Labello, wat hij normaal veracht). We reden een uurtje of twee door wit, wit, wit en nog eens wit tot het pijn deed aan onze ogen tot we aankwamen bij ‘la isla del pescador’, een cactusseneiland in de grote uitgestrekte platte witheid. We begonnen al meteen wat grappige foto’s te trekken (de typische foto’s die iedereen hier trekt (zie foto’s)), maar wilden ook nog naar het hoogste punt van het ‘eiland’ wandelen en dachten dat we later nog wel genoeg tijd zouden krijgen om van het zout te genieten. Toen we beneden kwamen wou ons Clementje echter al doorrijden. Hij beloofde ons dat we nog wel eens zouden stoppen ‘pawrrra tomoar photooos’ (hij sprak Spaans met een zwaar Aymara accent, één van de vier ‘indigene’ talen die nog gesproken worden in Bolivia). We stopten inderdaad nog een keer, maar eigenlijk had ik nog langer willen blijven en ik was echt ontgoocheld toen we niet op de zoutvlaktes lunchten, maar in een nabijgelegen dorpje waarschijnlijk om de inwoners de gelegenheid te geven mutsen, wanten, zoutkristallen en andere artisanale goederen aan de toeristen te verkopen. Deze (voor mij) te snelle afrekening met de zoutvlaktes zou mij blijven achtervolgen en je zal wel lezen hoe dat knagend gevoel uiteindelijk afliep…! Na de lunch bezochten we dan nog een ‘out of this world’ plekje, ‘el cementerio de los trenes (het treinkerkhof)’. Locomomotieven en wagons die hier al meer dan honderd jaar stonden te verroesten, maar na het verliezen van hun oude opschriften, modernere slogans opgeschilderd kregen (zie foto’s). Een van de grappigere vond ik ‘se necesita un mecanico con experiencia’ en dan eronder ‘urgente’ of ‘G W Busch, como este train terminaras’ en dan eronder ‘Fuck you’, tis maar da ge het weet George!!!! Na hier onze fototoestellen nog eens voor een laatste keer bovengehaald te hebben, bracht Clementje ons naar Uyuni ‘stad’. We hadden genoten van de tour en het bovenal overleefd (een maand eerder waren twee jeeps in het uitgestrekte niets opeengeknald waar een grote zwarte schroeivlek op het onschuldige wit nu nog het enige bewijs van was; de verhalen varieerden van een dronken chauffeur en de andere die in slaap gevallen was tot twee dronken chauffeurs die om ter langste bleven doorrijden en dan op het laatste moment dom genoeg dezelfde kant kozen…KABOEM!!! ... en negen toeristen konden het niet meer navertellen!) Ons Clementje was echter geen dronkenlap (zoals zoveel andere gidsen) en we hadden het leuk gevonden, dus we gaven hem een mooie tip en amai ik heb nog nooit iemand zo blij gezien en het ooooooohhhh geluidje dat hij uitbracht toen hij zijn fooi zag was gewoon onbetaalbaar!
Na een nachtje in het hoge (3675 m) en droge Uyuni de volgende ochtend de bus op naar Potosi, de hoogste stad ter wereld (4060 m). Voor ons vertrek ging ik op één van de typische indianenmarktjes nog een zakje coca blaadjes kopen daar we weer veel zouden stijgen en ik dacht aan een hoeveelheid zoals het zakje van tien bolivianos dat we op de hoogvlaktes gekocht hadden. Ik vroeg dus aan één van de traditioneel geklede vrouwtjes een zakje cocablaadjes van tien bolivianos en ik kreeg echt een gb-zakje vol!!! Op de hoogvlaktes hadden ze ons dus letterlijk in het zak gezet en hetzelfde gevraagd voor tien keer zo weinig. Het grappige was dat ik eens op de bus de Bolivianen kon voorzien van coca in plaats van andersom. Het was wel de meest helse busrit OOIT! Naast ons zat een mama met haar twee smerige kleine zoontjes. Ze hadden geen eigen plaats en stonden dus naast ons in het krappe gangpad waar ze door hun wagenzieke (of hoogtezieke) mama zoet gehouden werden met Fanta die constant uit een 2 literfles in hun vervaarlijk overhellende bekertjes geschonken werd; KLOTS, KLOTS, KLOTS. Als dat niet meer hielp, werden ze getrakteerd op de ene karamel na de andere (niet vreemd dat hun tandjes compleet bruin en verrot waren) die ze dan terug uit hun mond haalden om ermee te spelen… (almost get the picture?). De bus stopte constant langs de weg om meer oude vrouwtjes getorst onder onmogelijk zware gewichten op te pikken en zo het gangpad vol te proppen tot de bus echt stampvol zat. Uiteindelijk kwam het zover dat een van de plakkerige jongetjes op mijn schoot moest komen zitten terwijl de andere schaamteloos zijn 'becaramelde' vingertjes aan Birgers rugzak afkuiste en de wagenzieke mama naast ons ondertussen vrolijk verder (ocharme) plastieken zakjes vulde…(get the complete picture???!!!!) (om jullie en vooral onszelf achteraf het ‘reizen’ niet TE hard te laten idealiseren… :o) ) Toen de bus dan even stopte voor een pauze (die voor mij hoognodig was, als je begrijpt wat ik bedoel), werd de nachtmerrie nog erger. Ik heb mezelf nog nooit zo hard beklaagd dat ik naar het toilet moest gaan. Ik zal jullie de details besparen, maar het was gewoonweg WALGELIJK!!! Ja we hadden beschaafd en proper Chili en Argentinië duidelijk achter ons gelaten. Na deze acht uur durende nachtmerrie kwamen we eindelijk aan in Potosi, de stad waarvan de straten ooit geplaveid waren met zilver.

Potosi (4060 m) is de hoogste stad ter wereld en was ooit de grootse en rijkste stad van Latijns Amerika. Nu blijft er echter nog weinig over van de schitterende weelde van weleer. De stad wordt op vele manieren gedomineerd door ‘El Cerro Rico’ (letterlijk vertaald ‘de rijke berg’ (zie foto’s)), een berg ooit tot de nok gevuld met zilvererts en door hevige exploitatie zo uitgehold dat een deel ervan instortte. De Spanjaarden haalden het leeuwendeel van het blinkende erts binnen en hoewel de berg nu compleet ‘verarmd’ is, dalen duizenden mensen nog steeds dagelijks af in de onverluchte, diepe schachten van de ‘mensenetende berg’ (zoals hij door de locals ook wel genoemd wordt) op zoek naar een goede zilverader. Je kon de mijnen bezichtigen en jezelf door claustrofobisch nauwe gangen een weg wurmen naar de smerige, hete dieptes van de mensenetende berg waar ‘Tio’ (een soort duivel die erg gevreesd wordt en door het offeren van cocablaadjes, alcohol, dierenbloed,… op altaartjes voor angstaanjagende poppen goedgezind gehouden wordt) de baas is, maar wij verkozen dit toch maar niet te doen en in plaats daarvan de documentaire ‘The Devil’s miner’ te bekijken. Deze Duitse documentaire won vele prijzen en vertelt het verhaal van één van de honderden KINDEREN die in deze 21ste eeuw nog altijd dagelijks uit noodzaak in de mijnen afdalen om vaak nooit terug te keren, hun familie niet alleen achterlatend met veel verdriet maar ook zonder broodwinner…Hartverscheurend gewoon.

We merkten ook meteen dat we in het armste land van Zuid-Amerika waren terechtgekomen; veel bedelende kinderen die ik soms niet ouder dan vijf jaar oud schatte, vuile steden en mensen en alles was ineens ook ongelofelijk goedkoop (zeker vergeleken met duur Argentinie en Chili)! Ik kan natuurlijk niet zeggen dat het laatste ons stoorde, maar ik maakte het verschil waarschijnlijk wel goed door te proberen altijd iets te geven aan die kleine bedelaartjes, één van hun snoepjes te kopen of toch maar eens niet ‘no gracias’ te zeggen als je voor de duizendste keer gevraagd werd of je je schoenen wou laten kuisen. Zo deed ik een 13 jarige jongen, die naar eigen zeggen dit jobke al 6 jaar deed (en hij was er echt wel heel bedreven in, en deed echte goochelkunstjes met zijn borstels en doekjes) een plezier door mijn voet op zijn bankje te plaatsen.
Er was een soort volksfestival gaande in Potosi en verklede kinderen fleurden al dansend de straten op. De Bolivianen gebruiken naar ’t schijnt elk excuus om een feestje te vieren, en daar waren wij niet rouwig om. We bleven hier een paar dagen en waren steeds weer verrast door de moeite die het ons kostte een trap op te lopen of door één van de vele hellende straten van Potosi te kuieren…de hoogte laat je nooit gerust!! Ik dronk elke ochtend cocathee (ik deed een handvol coca blaadjes van mijn gigantische voorraad bij de gekochte kop thee) en we kauwden nog steeds wat af ook en stonken dus net zoals de Bolivianen uren in de wind naar het goedje. Het was hier ook nog steeds echt koud. In de dag in het zonneke warmde het wel op, maar je moest je hierdoor niet laten misleiden, want ’s nachts was het zonder pardon bitter koud!!!!! Tijd voor wat opwarming dus en op weg naar Sucre. Een stad met deze naam kan toch alleen maar goeds betekenen. De busrit was weer niet om over naar huis te schrijven, maaaaaaaaar aangekomen in Sucre werden we beloond met warme temperaturen (jaaaaahaaaaa eindelijk terug slefferweer) EN minder kortademigheid e.d. want Sucre, de constitutionele hoofdstad van Bolivia, ligt MAAR op een luttele 2000 m.

Tof stadje. Deed veel denken aan een Spaans of Frans kuststadje met zijn witte huisjes en rode dakjes. Er was wel vanalles gaande; protesten en optochten (afgewisseld met nog meer stoeten en festiviteiten, echt tegen elkaar op) van de omringende dorpen tegen de regering van de eerste Indigene president (Evo Morales) van Bolivia (zie foto’s). Honderden vrouwtjes met de typische lange vlechten, hoedjes en brede rokken (de vrouwen die aan de gemeente werkten, kregen zelfs dergelijk uniform met bijpassend hoedje, zie foto) en hun kleurige geblokte regenboogvlaggen trokken vreedzaam door de straten. Er waren verschillende zalige barrekes en restaurantjes in Sucre waar je heerlijk kon eten en verrukkelijke cocktails drinken voor echt GEEN geld…Dit was zoooo lang geleden, we konden ons geluk niet op….Daar het ons hier zo beviel dacht Birger eraan van hier een beetje Spaanse les te volgen om wat structuur te krijgen in zijn Spaans. Zo gezegd zo gedaan en vanaf die dag ging ik hem elke dag om twaalf uur aan de schoolpoort ophalen nadat de bel gegaan was (echt waar!!!!) en van de vrije tijd genoot ik dan om mijn vorig verslag te schrijven. We gingen in de buurt ook nog naar dinosauriërsporen (die door een aardbeving vrij waren gekomen) kijken en daar komen de anders onverklaarbare foto’s van lifesize dino’s vandaan. Echt een absolute AFRADER,…AFRIP niet normaal!!!!!! We gingen samen met een Belg (nog maar de derde die we op onze trip tegengekomen zijn en toch blijft iedereen zeggen dat Belgen zulk leuke mensen zijn, ik vraag me af waar ze ze blijven tegenkomen) en zijn franse vriendin. Die kerel, Matieux van Luik, was echt HET voorbeeld van de typische levensgenietende Bourgondiër en altijd met de glimlach op het gezicht. Een echte clown… Ik beeld me nu graag in dat DIT het beeld is dat buitenlanders van ons Belgen hebben en niet het touwtrekkend volkje waar ik nu eerder aan begin te denken…SOIT!!!! Nadat onze eerste tien dagen Bolivia een beetje bezonken waren in dit witgewassen paradijsje, had ik een echt ‘schuldgevoel’ opgebouwd over ons (voor mij) te kort bezoek aan de zoutvlaktes. ‘Tja’ zei Birger in een onbewaakt moment ‘we kunnen natuurlijk een omweg maken en er NOG eens langsgaan’ … Dat heeft hij zich beklaagd achteraf, want daar voegde ik dan aan toe ‘tja, we zijjjjjjjn natuurlijk nog steeds redelijk dichtbij (slechts twee helse busritten verwijderd) en wannéér zullen we hier óóit nog eens terugkomen? Misschien nooit????’ Eens die gedachte gevormd was, was er voor mij natuurlijk geen ontsnappen meer aan; we moesten en zouden teruggaan (en wie mijn koppeke kent weet al hoe dat verhaaltje afliep… :op). Na een omweg (op de nachtbus naar Uyuni werden we wel op een prachtige sterrenhemel getrakteerd, dus het was niet allemaal slecht) voor een grappige fotoreportage dan toch EINDELIJK -ZUCHT- (Birger) on the road richting La Paz, de hoogste hoofdstad ter wereld. Jaja Bolivia: land van extremen, ik zei het toch….

In La Paz aankomen was redelijk spectaculair moet ik zeggen. We reden vanop de uitgestrekte, lege hoogvlaktes over een ‘drempeltje’ zal ik zeggen en WAAAAAAAAAAAAUW opeens strekte de stad zich in een diep dal onder ons uit. Op sommige plekken leek ze als het ware met superlijm tegen de onmogelijk steile rotswanden geplakt te zijn...WAW! Officieel ligt de hoogste hoofdstad ter wereld op een duizelingwekkende 3660 meter, maar in La Paz zijn hoogteverschillen van 600 meter niet ongewoon, dus sommige stukken zullen wel veel hoger liggen. We kregen in ons hostal slash brouwerij (met huisgebrouwd Saya bier) twee torenhoge (zonder rellingeskes) stapelbedden aangeboden (om het lijstje van extremen niet te doorbreken?) en ik kreeg flashbacks aan die ene keer dat ik als klein meisje in Center Parc’s persé vanboven wou slapen in het stapelbed en natuurlijk ’s avonds mijn ouders deed opschrikken met een luide ‘BONK’… (neeeeee hou jullie gemakkelijke ‘aaaaaaah da verklaart veel’ moppen maar voor jullie!!!! :o) ). We besloten een stapje in de stad te zetten en te besluiten of we eerst een tour naar de pampa’s zouden boeken of eerst ‘the world’s most dangerous road’ (jaja land van extremen) zouden af mountainbiken (je daalt in een vijftal uur op de fiets af van 4770 meter tot 1100 meter). In het 100% natural eetcafeetje waar we lunchten, werd daar al meteen een gemakkelijk antwoord op gevonden: we kwamen Christine terug tegen, één van de Noorse meisjes die we kenden van onze zalige trip aan boord van ‘die Stahlratte’. Zij wilde zo snel mogelijk een pampa’s tour boeken vooraleer verder te reizen naar Brazilië. Voila, beslissing gemaakt! Die avond nog boekten we een pampa’s tour en een busticket naar Rurrenabaque van waaruit we dan meteen na de 18 uur durende busreis de tour zouden starten.

De volgende dag dus vroeg uit de veren om zeker onze bus niet te missen die om tien uur zou vertrekken….TEUTEBOLLEN! Wat had je gedacht? Om twee uur waren we NOG niet weg!!!! Typisch!!!! Het ergste is dat ze heel de tijd de motor laten draaien om de indruk te geven dat de bus vertrekkensklaar is en zo sneller mensen te lokken. Toen de chauffeur na vier uur wachten in de zwarte doemp dan EEEEINDELIJK besliste dat de bus vol genoeg zat, had ik mijn ‘yessss, veel plaats' illusie natuurlijk al lang moeten opbergen en met de staart tussen de poten terug naast Birger moeten gaan zitten voor wat één van de akeligste busritten OOIT zou worden…oh ja het kon NOG erger blijkbaar! Er was ons verzekerd dat de bus NIET de death road zou nemen en dit was voor de eerste vier uur ook niet het geval, dan nam ze braaf de nieuwe weg van La Paz naar Coroico. Na Coroico is er echter geen nieuwe weg meer (dit stukje informatie hadden ze natuurlijk NIET met ons gedeeld) dus de volgende 14 uur zouden we echt wel over een soortgelijke death road rijden (gewoon het verlengde van de oude weg)… OH MY GOD ik WILDE niet uit het raam kijken, maar ik kon het ook niet laten van WEL te kijken, alsof je toch ergens een controle uitoefent door te kijken. Op sommige momenten dacht ik echt dak het in mijn broek ging doen van de schrik wanneer ik uit het raam keek en geen weg meer zag, maar enkel honderden meters klif, RECHT naar beneden….Letterlijk een cliffhanger voor uren aan een stuk, de foor is er niks tegen! Langs de andere kant was het natuurlijk wel PRACHTIG. Jungle strekte zich tot in de uithoeken van ons gezichtsveld uit over prachtig golvende bergkammen, overal sproten wilde bananenplanten en andere tropische planten op uit de vruchtbare grond, terwijl honderden meters lager een riviertje vrolijk voortkabbelde langs eeuwenoude rotswanden zich onbewust van onze angstblikken zovele meters hoger. Vooral de momenten wanneer er tegenliggers waren en de bus achteruit moest manoeuvreren naar een breder stuk, waren zenuwslopend en de reacties van de locals waren dan ook niet erg geruststellend (als ZIJ al schrik hebben). De wrakken die we op de koop toe soms in de dieperik zagen liggen, maakten het er natuurlijk ook niet beter op!!! Voor geen geld zouden we nog terug op deze bus stappen!!! We zouden wel terugvliegen, whatever the price… Na een aantal uren zwetende handjes en klapperende tandjes begon de bus eindelijk af te dalen naar rivierniveau. Christine sukkelde (gelukkig voor haar) in slaap na al de spanning, maar na een kwartiertje 'normale' weg begonnen we weer te stijgen en was het zowaar nog erger als ervoor…AAAAAAAAAAAAH!!!! Ik kon het echter niet laten foto’s te nemen uit het openstaande raam (had redelijk paniekerig effect op Birger, mijn extra gewicht zou de bus wel eens kunnen laten omkantelen). Het was zoooo lang geleden dat we zulke prachtige junglelandschappen gezien hadden en de vochtige, tropische warmte gevoeld hadden die je in het gezicht slaagt van zodra je het busraampje opendraait…my god had I missed this!!!!! Het begon echter donker te worden en het met-de-blik-gecontroleerde-niet-in-de-dieperik-vallen zou dra dus onmogelijk worden (gelukkig misschien). Vreemd genoeg sliepen we nog redelijk goed (door al de spanning waarschijnlijk) en kwamen om zeven uur ’s morgens aan in het tropische Rurrenabaque. Prachtig klein Caribian style (ook al ligt het honderden kilometers van de Caribische Zee verwijderd) dorpje met met kinderkopkes geplaveide straten en omringd door prachtige bejungelde heuvels. Ik kon mijn geluk niet op. Dit was toch wel ECHT mijn ding en ik besefte nu pas hoe hard ik dit in Patagonië gemist had. We hadden nog een twee uur voor onze jeep vertrok, dus genoten van een welverdiend uitgebreid ontbijt alvorens op vluchtenjacht te gaan daar een rit 'vuelta' in de bus echt uitgesloten was, zoveel zenuwen kan een mens gewoon niet aan denk ik…

Om negen uur waren we al onderweg naar het plekje waar we de boot zouden nemen naar de ‘Ecolodge’ waar we twee nachten zouden blijven. Ons groepje bestond uit twee rare Ierse jongens, Sharon, een Zuid-Afrikaanse die in London woonde (en nogal goed kon zagen bleek achteraf), Christine, Birger en ik. Voor we de boot zouden nemen, kregen we lunch in een plaatselijk restaurantje en het was ook hier echt op zen Caribisch: soep, rijst, sla, kool, kip en bonene! Hmmmmm, boooooonnnnnneeeeeeen!!!!!!!! Aangekomen aan de aanlegplaats kregen we een gids en een bootje toegewezen en gaaaaaaaan!!!!! Niet normaal hoeveel aligators en kaaimannen er langs de kant lagen te loeren. Elke twee meter zag je wel zo een monster het water inplonsen of er misleidend langzaam uitkruipen. De gids zei dat er tussen het vertrek van de boot en de ecolodge een ruwe drieduizend zaten! Op een gegeven moment kwamen we op een plek waar roze, ja roze dolfijnen zaten…en nee we hadden NIET gedronken :o) ! De gids zei doodleuk dat we nu even mochten zwemmen met de dolfijnen, voor we verder zouden varen…. HEEEEEEUUUUUHHHHHM PARDON??? Zzzzwemmen????!!!! Ben ik nu compleet gek geworden of heb ik mij ingebeeld dat er hier naast de heel schattige, speelse roze dolfijntjes ook echt wel duizenden bijtgrage kaaimannen, alligators, pirañhas (want daar zouden we de volgende dag op gaan vissen volgens de brochure) en anaconda’s (want die zouden we ook proberen te spotten) in dit bruine erwtensoepwater rondzwemmen????!!!!! Jaaaaaaahaaaaaa, zei de gids, MAAAAAHAAAR die kaaimannen en alligators komen niet in het territorium van de dolfijnen en trouwens de alligators zijn sowieso niet gevaarlijk voor mensen wegens te klein, de pirañhas vallen alleen aan als je een wonde hebt, want komen gelijk haaien op bloed af (shit, Christine had dus een goed excuus om niet te zwemmen), en de grote kaaimannen die gevaarlijk kunnen zijn (van een 5 tot 6 meter lang) zaten hier zogezegd niet, maar enkel op plekken waar de rivier dieper en breder is en in de lagunes…hmmmm…. Met een héél oncomfortabel gevoel dan toch maar in het water gesprongen om dan met een zeer angstig gezicht en rug tegen rug (Christine heeft er foto’s van die ik spijtig genoeg niet heb gevraagd, maar die achteraf wel hilaaarisch waren om te bekijken) rond te spartelen in het water, wachtend tot een dolfijn met je zou komen spelen…en dat ‘spelen’ is dan ineens onverwacht met hun snuit of vin tegen je handen of voeten komen tikken onder water…echt heeeeeeeeeel, heeel plezant hoor (ironie oh ironie), want hoe kan je in godsnaam weten dat het een speelse dolfijn is die aan je poezelige voetjes zit en geen hongerige kaaiman/alligator/pirañha/anaconda???!!! Ja, een allesbehalve ontspannende bezigheid, maaaaaaaaar we kunnen nu wel zeggen dat we met roze dolfijnen gezwommen hebben!!! Nah!!! Of het het waard was mijn leven door de schrik met ettelijke jaren te verkorten laat ik in het midden. Natuuuuuuuurlijk zagen we vijf minuten nadat we verder vaarden een 4 à 5 meter lange kaaiman voorbijzwemmen, waar de gids zelfs van schrok en zelfs voor uitweek…jaja de grotere exemplaren zitten hier niet hoor, neeneeee…GRRRROMMMM!!!! Ik veronderstel dat er eerst eens een ongeluk moet gebeuren, voor het niet meer aangeraden wordt van met de dolfijnen te zwemmen…maar ja voor het mountainbiken van de death road geldt dit ook niet (elk jaar rijdt er wel een één toerist de dieperik in), dus…Wij westerse bangerikken hebben gewoon andere normen voor gevaar zeker…???

Aangekomen bij de ecolodge bleken de Ieren naast niet met ons aan één tafel te willen eten, ook al niet bij ons in de kamer te willen slapen. In plaats van op vrije momenten bij de rest van de groep te komen relaxen in de hangmatten (prachtige plek, zie foto’s), hingen zij ook altijd met twee rond bij de toiletten….ja hele rare jongens. Ze deden mij een beetje aan dumb en dumber denken ook. Ik maakte het er waarschijnlijk ook niet beter op door in een poging tot conversatie te vragen wat hun ‘eerste taal’ was, omdat ik dacht dat ze ‘welsch’ of iers ofzo tegen elkaar spraken. Toen hij eerder verrast ‘English’ antwoordde viel mijn frank niet echt en ik ging er verder niet op in. Bleek natuurlijk (daar kwam ik dan de volgende dag achter) dat ze helemaal geen welsch spraken tegen elkaar, maar gewoon voor ons onverstaanbaar engels…oh ik kon wel door de grond zakken ‘soooo, what is your FIRST language?’ die zal ook gedacht hebben…wtf? hahahaha!!!! We gingen die namiddag nog even de boot op om meer wildlife te spotten. Echt niet normaal eigenlijk hoeveel verschillende dieren je hier zag en in zulke hoeveelheden. We zagen naast alligators, kaaimannen en dolfijnen ook nog maraboes of jariboes, capibara’s; de grootste knaagdieren ter wereld (ja wederom die extremen eh) precies een vreemde kruising tussen een cavia en een geit (zie foto’s), waterschildpadden (die altijd hilarisch grappig op een rijtje op boomstammen in het water zaten), apen (howlers, squirrels en nog een soort waar ik de naam van ben vergeten), paradijsvogels, kingfishers en nog tientallen andere soorten vogels. ’s Avonds gingen we voor de zonsondergang naar een andere lodge, waar een gezellig familiesfeertje hing en ’s nachts maakten we met ons bootje nog een tochtje over de rivier om babyalligatortjes te gaan zoeken. Als je met een pillicht naar de oevers scheen zag je duizenden ogen kwaadaardig terugstaren, griezelig gewoon. Op plaatsen waar er dan heel veel ogen samen naar die vreemde wezens op het water staarden, had een mama alligator een tijdje geleden haar eieren gelegd en zat het jonge nageslacht nu voor de veiligheid nog steeds samen. De gids viste er een drietal baby’tjes uit die we mochten vasthouden…eigenlijk vond ik dit niet echt juist. De beestjes waren wel supergrappig en het was ook leuk van eens een alligator te mogen vasthouden, maar de gidsen zouden er toch voor moeten zorgen dat de dieren zo min mogelijk verstoord worden door het toerisme en dit niet juist in de hand werken? Ik denk dat dit besef hier nog niet doorgedrongen is en de gidsen zoveel mogelijk dergelijke dingen doen om tips te sprokkelen (hij toonde ons de volgende dag ook een litteken op zijn been waar hij door een kaaiman gebeten was toen een toerist op de foto wilde met een twee meter lange kaaiman rond zijn nek…ja KOMAAN????). Dit werd ook nog meer duidelijk toen we de volgende dag in de pampa’s (onderwaterstaande grasvlaktes) op zoek gingen naar anaconda’s. Na twee uur vruchteloos zoeken en ploeteren door de moerasachtige graslanden, waar Sharon zelfs pardoes met haar kont inviel, met nog meer gezaag tot gevolg (ik vond het stiekem eigenlijk wel grappig, hihi) spotte een toeriste twee parende exemplaren. Die werden meteen zonder medelijden uiteengestrengeld en doorgegeven van toerist naar toerist voor de foto, of je nu wou of niet. De gids legde één van de slangen rond de nek van één van de Ieren en omdat ze hem een beetje begon te wurgen liet hij haar hoofd een beetje losser, waarop zij evenzeer geen medelijden toonde en hem genadeloos in de vinger beet (gelukkig niet giftig, maar toch een vieze wonde). Ik wilde echt niet dat de gids die slang rond mijn hals wond (KOMAAN een Anaconda is en blijft een WURGSLANG) ook al was het MAAR een kleintje. Hij deed het natuurlijk tóch en ik vond het niet fijn om de slang zich langzaam maar zeker rond mijn hals te voelen aanstrakken elke keer ik mijn greep een beetje loste (zie foto)…Birger was één van de eersten die één van de slangen rond zijn hals gewonden kreeg en klaagde de rest van de dag over het feit dat hij naar slangenseks rook…Zijn handen stonken inderdaad naar zoo…en hoeveel hij ze ook waste hij kreeg de geur niet weg…dat was de wraak van de anaconda!!! Hahahaha!!! In de lagunes in de buurt zaten er volgens de gidsen exemplaren van twaalf meter lang die gemakkelijk een kind kunnen verorberen (en dit was naar’t schijnt al gebeurd ook…brrrrrrrr), overdrijven ze dan TOCH niet in die typische horrorhollywoodfilms????!!! Na al deze informatie kregen ze mij echt niet NOG eens de rivier in voor een onderonsje met een andere groep dolfijnen die namiddag. Birger waagde het er echter nog eens op en leeft nog, mist geen tenen, vingers of andere aanhangsels (al durfde hij niet pipi te doen, omdat hij schrik had dat een parasiet op de urine zou afkomen en zijn lichaam zou binnenzwemmen…..zo’n beestje bestaat wel degelijk en je moet er natuurlijk rekening mee houden dat het misschien niet zo onrealistisch zou zijn, moest dit beestje HIER leven…brrrrrrrrr!!!). Die namiddag gingen we op pirañhas vissen en haalden een goeie vangst binnen; twee zwarte zalmen, twee katvissen, een hoop sardientjes (die we dan als aas gebruikten toen ons vlees op) was en een tiental pirañhas….die we daarna heerlijk verorberden hmmmmm!!!!! Na deze heerlijke zelfgevangen lunch was het afgelopen met het avontuur en ook met het goei weer. Een koudfront had zich een weg naar ons heerlijk warm paradijs gevonden (zitten jullie daar voor iets tussen??? :op) en het begon dan nog te regenen ook (jaja ik heb sterke vermoedens!!!)…op de boot terug kon Sharon dus weer niet anders dan klagen en zagen (oooohhhhw this is hooooowwwrrrrrible!!!!). De twee Ieren waren hilarisch, want ze hadden geen jas of niks bij en deden heel de tijd van vooraan in het bootje pogingen, met verwoedde handgebaren en van de koud en regen verwrongen gezichten, om de gids sneller te laten varen wanneer hij even vertraagde voor een bocht of een mooie vogel…heel grappig!!!! Na het kouwelijke boottochtje en een hobbelige rit in de jeep, die veel langer leek dan in het heengaan (drie uur gezaag van Sharon!!!!), kwamen we uiteindelijk terug aan in Rurrenabaque. We hadden het geluk dat er de volgende ochtend op één van de vluchten naar La Paz nog plaats was. Het was de volgende nacht mijn verjaardag EN het zou zaterdagavond zijn EN je wordt maar één keer 25 EN we wilden nog wel even bij Christine blijven die zo snel mogelijk wou doorreizen dus sowieso de vlucht ging nemen….DUS we lieten Rurrenabaque dan ook maar voor wat het was, ook al hadden we graag nog wat genoten van de toffe sfeer in dit dorpje. Het weer zat toch ook niet mee, en dat gaf eigenlijk ook de doorslag, want zo een koudfront is blijkbaar ineens voor een paar dagen en dan blijft er van de Caribische sfeer ook niet meer veel over natuurlijk. Die avond gingen we nog met de hele groep eten en daar liepen Birger en Christine waarschijnlijk een voedselvergiftiging op die ervoor zou zorgen dat ik de volgende dag op mijn eentje met totaal vreemden mijn 25 ste verjaardag zou vieren…SNIK!!! :o) De vlucht naar La Paz was ook nog een hoogvlieger, letterlijk en figuurlijk. Hectaren en hectaren weelderige jungle waar de rivier zich als een bruin lint sierlijk een weg door slingerde. Dit tropische landschap ging dan geleidelijk aan over in de droge hoogvlaktes rond La Paz. Ongelofelijk gewoon, nog geen uurtje later stonden we weer 3500 meter hoger in de koud naar adem te happen…en te zeggen dat je er met de bus 18 helse uren over doet.

Het was nog vroeg toen we aankwamen in La Paz, dus ik legde de laatste hand aan de vorige blogtekst terwijl de anderen een dutje deden (dacht ik). Toen ik uiteindelijk naar de kamer ging, bleek Christine echter heel de tijd op en over het toilet gezeten/gehangen te hebben en Birgers vlag hing ook maar halfstok….Moest ik mij dus alleen klaarmaken voor het ‘heroes en villans’ feestje van die avond in ons hostal (we zaten in een echt partyhostal en elke zaterdag werd er een thema verkleedfeestje gedaan alvorens er in de vroege uurtjes naar één van de vele onder de cocaïnesnuivers zittende nachtclubs afgezakt werd). Ik kende aan het begin van de avond niemand (enkel Sharon, maar daar kwamen we eigenlijk toch niet zo heel goed mee overeen, viel het op? ;o) ), maar heb me toch rot geamuseerd!!!! (zie foto’s). Ik vroeg me toen we in de vroege uurtjes in Orange (een nachtclub) aankwamen wel af waarom iedereen mij toch zo aanstaarde, tot ik ineens doorhad dat iedereen zich omgekleed had vooraleer te vertrekken en ik dus nog als enige gelijk een carnavalszot rondliep…haha!!! De volgende dag was Birger beter en omdat het dan toch ECHT mijn verjaardag was, nam hij me mee naar een heeeeeerlijk Aziatisch restaurantje om lekker te smikkelen (merci Marc, Carine voor het betalen van de rekening, het was heeeeeeerlijk!!!mam en pap ook merci, maar jullie rekening zullen we een andere keer sturen en mijn verjaardag NOG eens vieren :o)

De volgende dag boekten we onze afdaling van ‘the world’s most dangerous road’, ook wel the ‘death road’ genoemd (de weg die de bus dus NIET meer pakt wegens te gevaarlijk en omdat er nu een nieuwe, veiligere weg is). Ik had toch wel mijn twijfels… Waarom zou ik in godsnaam, mij kennende, een mountainbike trip boeken op een weg met die naam????!!!!! In ons hostal liep er dan ook ‘als goed voorbeeld’ een kerel rond die zijn tong had afgebeten en zijn kaak op drie plaatsen gebroken had nadat hij over zijn stuur gevlogen was en een meisje met een gebroken arm (op drie plaatsen!!!)….Hmmm wist toch echt niet meer of dit wel een goed idee was. Je hoort ook allemaal horrorverhalen van bussen die over de rand rijden en zo tientallen mensen ineens de dood injagen of mensen die gewoon een metertje te laat remmen en hun fout niet meer kunnen navertellen… Birger wou dit echter persé doen, met of zonder mij, en ik was echt niet van plan mij een hele dag in doodsangst te zitten afvragen of hij wel of niet zou terugkomen en zo ja in welke staat, dus besloot dan nog liever doodsangsten te doorstaan op de FIETS….GELUKKIG!!!!! Ik vond het SUPER!!!! Prachtige landschappen waar we spijtig genoeg weinig foto’s van konden maken, wegens op de fiets en af en toe een ademstokkende blik in de dieperik (zelfs nog meer als toen in de bus, maar nu vanop een fiets en volledig vrij) twee meter aan onze linkerkant. Ik reed altijd in het midden, omdat de jongens sneller reden als mij en de meisjes trager. Ik leek dus steeds helemaal alleen door de prachtige jungle te rijden terwijl watervallen zich langs mij over steile rotswanden naar beneden stortten en het landschap van hoog en droog met de minuut vochtiger en tropischer werd. De weg viel ook goed mee. Je moest gewoon je ogen openhouden en niet te hard willen rijden. Tegen het einde toe viel er dan toch iemand van onze groep op zijn smikkel; een Hollander waarvan Birger zei dat hij het had zien aankomen, omdat onze Noorderbuur blijkbaar veel te snel reed en steeds de gids wilde bijhouden. Hij had naast redelijk diepe schaafwonden op zijn armen en benen ook een gat in zijn buik. Waarschijnlijk was een deel van het stuur daar naar binnen gegaan toen hij viel…IEEEUUUW! Achteraf hoorden we dat hij 27 hechtingen had gekregen in zijn buik…OEPS!!! Gelukkig was het niet zo erg dat hij meteen terug moest naar het ziekenhuis in La Paz, want dan zou het voor ons ook gedaan geweest zijn en zouden we de volgende twee weken niet de leuke ervaring hebben gehad die uit deze trip voortspruitte… Zijn fiets ging het dak op en hij de volgwagen in…
De laatste stop op deze ongelofelijke weg was in een animal refuge, ‘La Senda Verde’, waar we zouden lunchen en douchen om dan van daaruit terug de bus te nemen naar La Paz. Een heerlijk paradijselijk plekje in een dal naast een rivier, waar mishandelde dieren een toevluchtsoord gevonden hadden. We genoten hier van een heerlijk pastabuffet (zelfgemaakte pesto en pasta) en vroegen wat informatie over het werk hier aan Marleene, een Nederlandse die hier al vijf weken vrijwilligerswerk deed met haar vriend, Rudolf. Blijkbaar zouden zij bijna vertrekken en waren de eigenaars dus op zoek naar nieuwe vrijwilligers. Na terug in La Paz te zijn aangekomen begon het ons echt wel te interesseren daar te gaan werken. We waren na het door bureaucratie mislukte vrijwilligersproject in Cuba nog steeds op zoek naar vrijwilligerswerk en dit leek ons een perfecte mogelijkheid, al hadden we wel liever iets gedaan in verband met onze opleiding. Sara, een Zwitsers meisje die we kenden van de tour in de pampa’s en die ook in ons hostal zat, was ook geïnteresseerd toen we haar vertelden over onze plannen. Ik stuurde dus een mail naar de eigenaars van La Senda Verde (LSV) om te vragen of ze vrijwilligers nodig hadden. We kregen redelijk snel antwoord en toen ik hier niet meteen op reageerde al meteen een tweede mail of we de eerste mail wel ontvangen hadden. Ze hadden ons duidelijk nodig, dus besloten we maar van ervoor te gaan!!!! We leerden de laatste avond in ‘Wild Rover Hostal’ nog een andere Zwitserse kennen met de meest welklinkende naam ooit; ‘Lorena Plebani’ (prachtig toch? :o)), die toen we haar vertelden over de animal refuge superenthousiast was en ook wilde komen. We gaven haar de nodige informatie en vertrokken de volgende morgen met zijn drieën naar Coroico. De busreis was weer niet erg comfortabel en deze keer had IK iets verkeerds gegeten, dus was ik heeeeel blij toen we eindelijk in Coroico aankwamen en mijn plastieken zakje niet had moeten gebruiken. Coroico bleek een zalig relaxt stadje met gezellig centraal plein gesierd met een aantal palmbomen (eindelijk terug palmbomen!!!!!!). We namen vanuit Coroico een taxi naar ‘Het aards paradijs’ onder de schuilnaam ‘La Senda Verde’ en installeerden ons in de ‘vrijwilligerscabaña’. Rudolf en Marleene waren al weg, maar er was nog een vrijwilliger over, Jennifer, een Amerikaanse die ons alles zou uitleggen. We hadden er zin in!!!

We bleven hier iets meer dan twee weken en hadden een geweldige tijd. Ik heb een paar keer geprobeerd alle dieren te tellen en ik kwam altijd ergens in de zestig uit. Er wonen in 'La Sanda' konijnen, katten, honden, schildpadden, parelhoenderen, eenden, tien kapucijnenaapjes, een rode brulaap, drie spidermonkeys (die waren echt te schattig en grappig met een echt quick en flipke koppeke en één ervan was nog een baby en sliep bij de eigenaars in bed en als je dan ’s morgens als ze juist wakker waren aan het huis kwam, zag je haar soms nog lopen met haar pamper aan en een gat voor haar staart…ongelofelijk grappig!!!!), twee squirrelmonkeys, een boa constrictor, cavia’s (als vers voedsel voor de boa), een ezel, een alpaca (soort lama), een ocelot (wilde kat), papegaaien, ara’s, twee koati’s (wasbeer-achtige beestjes) een gebrilde beer en niet te vergeten MILJOENEN zandvliegen en dat was dan meteen het enige nadeel van dit paradijselijke plekje…Repellent was echt geen luxe, ze vraten je gewoon levend op als je je niet wapende.
Onze dagtaken bestonden erin de apen, vogels en schildpadden drie keer per dag te voederen met fruit, groenten en maïs en de huisjes van de apen schoon te houden en dergelijke. We bouwden zelf ook een ‘eetpaal’ voor twee ara’s die er nog geen hadden, maar waar alle loslopende apen en de koati’s ook altijd eten van kwamen roven. Etenstijd was altijd een uitdaging, want je werd constant belaagd door de apen en vogels die al te eten hadden gehad en de minder fortuinlijke dieren (de aapjes die aan de lijn zaten of de vogels die niet meer konden vliegen) wilden beroven. Lorena kwam de derde dag ook nog aan, dus we waren een vrolijk kwartet. Na de ochtendvoedering gingen we altijd wandelen met drie van de honden; Boris en Limon (twee golden retrievers geschonken door een familie die naar Amerika verhuisd was) en Flaka (een straathond door een reizigster uit Colombia meegenomen), die laatste was bij aankomst zo mager dat ze haar Flaka heetten wat mager betekent. Die ochtendwandeling was één van mijn favoriete momenten van de dag…het was hier zooo mooi en het was natuurlijk ook nog eens goed voor mijn conditie (we wandelden elke dag een 7 tal kilometer) die ondertussen gewoon onbestaand was. Op één van die wandelingen kwamen we de alapaca tegen die blijkbaar ontsnapt was en de drie honden begonnen er als gekken rondjes achter te lopen, wat hilarische taferelen tot gevolg had (zie foto). Zeker toen Flaka (echt een overmoedig klein hondje) waarschijnlijk in haar superheroe-hondenfantasie met haar in de hoofdrol niet besefte dat de alpaca misschien wel eens schrik had gehad van de twee grote loebassen (die de achtervolging allang opgegeven hadden), en niet van haar. Ze dacht blijkbaar echt dat ze de alpaca alleen aankon en maar blaffen, blaffen, blaffen tot de alpaca liet zien wie er ECHT de baas was… stoere SUPERFLAKA was SNEL weg zenne, om dan twee minuten later opnieuw te beginnen….hahah!!! Domme hond!!! Na de middagvoedering (12:ooh) hadden we tot ongeveer 15:00h vrij en lazen we meestal een boekje na een verfrissende duik in het zwembad of speelden we met de aapjes. Om drie uur kwamen de mountainbikers dan aan en moesten we uitleg geven over LSV en genoten daarna samen met hen van het heerlijke pastabuffet dat ik na twee weken echt nog steeds niet beu was! Om 17:00h moesten we dan opnieuw voederen en daarna snel de douche in (geen overbodige luxe, want na zo’n dag zat je onder de apenpipi en -kaka) en pyjama aan, eten en steeds redelijk snel onder de lakens, want hoewel het geen zwaar werk was dat we deden was het toch vermoeiend, om tien uur lagen we er meestal al in!

Het was heerlijk en we bouwden echt een band op met de dieren. Vooral dan met de honden, die in het verandaatje van onze bungalow sliepen en ons OVERAL, maar dan echt OVERAL volgden en met de kapucijnenaapjes, die ongelofelijk slim en soms bijna menselijk waren. Kimbo, een baby kapucijnenaapje, was niet normaal grappig en schattig en zorgde altijd wel voor hilarische momenten. De indrukwekkendste bewoner was echter de gebrilde beer, Coda. De dierenbescherming had hem als baby’tje op de zwarte markt van La Paz onderschept en zo was hij hier terecht gekomen. Ze hadden hem echter na een tijdje bij LSV moeten verhuizen naar een geheime plek, omdat de geldzieke eigenaar van een andere refuge al DRIE keer geprobeerd had de beer te STELEN. Die deed het dus blijkbaar echt niet voor het welzijn van de dieren, maar voor het geld (een beer betekent publiciteit, dus meer vrijwilligers, dus meer geld, want om vrijwilligerswerk te mogen doen moet je ironisch genoeg meestal betalen. Wij ook, maar wij wisten tenminste zeker dat dit geld naar de dieren terugging, de eigenaars van LSV, Vicky en Marcello, zijn gewoonweg schatten van mensen die echt het hart op de juiste plaats hebben). De beer was nog lang niet volgroeid, maar woog toch al 55 kilo en de man die nu voor hem zorgde had nu al moeilijkheden hem de baas te blijven, dus ik weet niet hoe dat gaat aflopen. De ‘pup’ heeft natuurlijk (nog) geen slechte bedoelingen, maar wil constant ‘spelen’ en beseft natuurlijk zijn eigen kracht niet als hij zijn baasje speels een duw of slag geeft met zijn vlijmscherpe klauwen. Ongelofelijk dat prachtige schijnbaar logge dier tegen een enorme snelheid een boom te zien inklauteren waar hij dan een tijdje bleef zitten en zich amuseerde door takken af te bijten. Waw, ik had nooit gedacht dit in mijn leven te kunnen meemaken, echt wel een ervaring!!! De bedoeling voor de toekomst is een heel groot stuk land af te zetten met hoge draad waarin hij dan vrij zou kunnen rondlopen. Ik hoop maar dat het goed afloopt, want Coda zal tegen dan een 150 kg zwaar bronstig mannetje zijn…Hem echt terug vrijlaten is bijna onmogelijk daar hij ten eerste gewend is aan mensen, wat gevaarlijk kan zijn voor mensen, maar ook voor hem (zou al snel doodgeschoten kunnen worden, het lot van zoveel dieren die roekeloos terug in de natuur worden vrijgelaten) maar ook doordat wilde mannelijke gebrilde beren een zeer groot territorium hebben, daardoor zou hem vrijlaten ook zijn dood kunnen betekenen door de repressailles van een ander mannetje tegen de plots opgedoken indringer…
Op een dag liepen we nog eens een oude bekende tegen het lijf. René, de Zwitser van ons avontuur in Patagonië, had ook de death road overleefd en bleef hier op ons aandringen een nachtje slapen. Die avond had Vicky ons ook uitgenodigd om samen kaasfondue te gaan eten in een Zwitsers (en dat met DRIE Zwitsers, wat een toeval) restaurant in Coroico. Het was heel gezellig en zo tof om weer eens iemand bekend tegen te komen. We gingen daarna ook nog met Rodrigo, de zoon van Vicky en Loretta, zijn Australische vriendin, naar een discotheekje en trokken grote ogen toen we zagen hoe hier gedanst werd; per twee in rijen die zich door de hele discotheek uitstrekten. Na een tijdje zei de dj ineens dat het ‘pauze’ was, waarop iedereen zich snel naar de kant begaf en de dansvloer binnen de kortste keren leeg was en iedereen geplet stond tegen de muren van het kleine vertrek. Rodrigo legde ons uit dat dit is om de meisjes de kans te geven een andere ‘danspartner’ te kiezen als de huidige hun niet echt aanstaat…Na een vijftien minuten was het dan wachten tot het eerste koppel zich terug op de dansvloer begaf (daar moest zelfs als beloning een drankje voor uitgeloond worden, anders had niemand genoeg lef)…kan je je zoiets inbeelden bij ons???? Het was een gezellige avond, maar de volgende dag moest René alweer verder en voor ons was het ook bijna afgelopen, het afscheid was nabij. Moeilijker dan ik dacht om al onze nieuwe dierenvrienden misschien voor altijd vaarwel te zeggen, al hoop ik dat we hier ooit nog eens zullen terugkomen…de toekomst zal het uitwijzen.

Voor de laatste keer terug naar La Paz dan om hier nog wat souvenirshoppen te doen en dan met spijt in het hart Bolivië achter ons te laten. We zouden morgen aan het Titicacameer zitten, ik kon het niet geloven, hier had ik al sinds klein meisje van gedroomd toen mijn tante mij over de Inca’s en Peru vertelde…Was eens benieuwd of de werkelijkheid aan mijn fantasie zou kunnen tippen, maar dat horen jullie dan wel weer in een volgende editie, want ik zie dat ik weer de reeds vertrouwde 11 pagina’s volgetypt heb. Tot de volgende keer maar weer dus!!!!

Dikke kussen van Sophie en Burger (het geheugensteuntje voor zijn naam zorgt ervoor dat mensen het geheugensteuntje onthouden en dan niet meer weten hoe het nu weer ECHT was….Burger dus)
P.S. Bolivië is en blijft nog steeds onze favoriet! Ik wil teruuuuuuuuug!!!!!!

P.P.S. Ons avontuur begint nu serieus te korten en binnen een dikke maand landen we alweer op Zaventem. Het kan dus zijn dat we niet meer veel tijd zullen hebben voor het updaten van onze blog…We zullen zeker nog de foto’s van Peru en Ecuador erop zetten, maar voor die van Brazilië zullen jullie dan misschien moeten wachten tot we terug thuis zijn, daar we een groot deel van de komende maand in 'den jungle' gaan zitten…de longen van de wereld, de brousse, de Amazone, het OERWOUD,.. en internet daar (gelukkig genoeg) nog niet bestaat!!! Tot zeer binnenkort dus en dikke kussen!!! SOBIE

9 opmerkingen:

Anoniem zei

Praaaaaaaaaaaachtige foto's,
en heeeeel blij van nog eens te zien wat en waar jullie allemaal doen, grappige poses met apen en pingles; mooi!
en jajaa! wij tellen ook af!
mamatals

Anoniem zei

Ik had het al van moeke gehoord en inderdaad, het is weer de meoite. Wat een verslag weeral, proficiat. En met die foto's gaan jullie nog prijzen winnen. Amuseer jullie nog, wees voorzichtig en tot binnenkort.
Boccie en Carine

Anoniem zei

De fotoos worden nog mooier en mooier.Jullie hebben die canon goed onder de knie! Dit zijn fotoos van een beroeps! Misschien kunnen jullie er eens over denken een boek te schrijven over jullie avonturen in latijns america en met bijhorende fotoos ! Zal wel verkopen denk ik ! Dit is wel echt een droomreis ! Geniet er nog van maar we tellen wel af om jullie terug te zien! Papathals

Anoniem zei

prachtige episode van uw reisverhaal,zo levendig verteld !!!! Ik moet de foto,s nog bekijken ,dat beloofd !
dikke kussen Bomma

Anoniem zei

hmmm..., buiten extra zuurstof geven hebben die cocablaren blijkbaar ook nog andere effecten, of ligt dat aan dat zout?
grappige foto's!
mamatals

Anoniem zei

Jullie vlotte vervolgverhaal, gecombineerd met de schat aan foto's is inderdaad 't publiceren waard. 'k Vraag me zelfs af of jullie beiden 't juiste beroep hebben gekozen!? De Titel "globetrotter" ons toegekend na onze Afrikaanse en Zuid Amerikaanse belevenissen van weleer dragen we deemoedig en eerbiedig aan jullie over! We wachten in spanning jullie eind volgende maand in levende lijve terug te zien!
Oma- en opachem

Anoniem zei

Inderdaad, fotos van Pringles zijn doorgestuurd naar Procter & Gamble .... ongetwijfeld val je wel in de prijzen voor de origineelste reclamefoto.
Ook Spa en Bru en Vittel hebben al interesse getoond ;-)
Hey, hopelijk hebben jullie mijn mails gekregen ... maar vorige moederkesdag hoorde ik dat je dit kanaal prefereert ... zodus ...
Ik binnekort naar Myanmar maar bij het lezen van jullie verhalen gaat het toch ook kriebelen om Azië eens te ruilen voor Zuid America ... Ahhhhh ....
Oncle Poivre

Anoniem zei

Jullie reisverhaal leest als een echte cliffhanger en dan bedoel ik klifhanger(brrr....)!!! Van een kat wordt gezegd dat ze 9 levens heeft, maar jullie hebben er voorzekers 13!
Geniet nog van jullie avontuurlijke droomreis, en ondertussen kijken wij samen uit naar jullie behouden terugkomst.
Countdown, Koningshooikt.

Anoniem zei

dag Burgertje en Sophietje, ben net terug vanuit het mooie bosrijke Canada ( het groen kwam bijna de oren uit ) en alweer genoten van jullie verslag. Echte globetrotters zoals jullie zal ik wel nooit worden, doch ook ik doe mijn best, echter in de meer " beschaafde " delen van Noord-Amerika????Heb eindelijk een berichtje op mijn lulijzer van jullie kunnen lezen ( eentje van zowat 6 maanden geleden )ha,ha,ha...Geniet nog van de laatste loodjes en vooral van elkaar....Tot spoedig, dikke kussen voor Sophietjes verjaardag en ne stevige pol voor den Burger

kus
Agnes